Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Mexico

betekenis & definitie

1) of naar de nieuwe spelling Mejico, een sedert Juni 1867 weder republiek geworden land in het zuidelijkst gedeelte der noorderhclft van Amerika, ten O. door de Mexicaansche Golfen ten W. door den Stillen Oceaan begrensd, is ongeveer 40,315 vierk. mijlen groot, had blijkens de telling van 1857 eene bevolking van 8,137,853 zielen, welke bevolking bestaat uit: I) Creolen en blanken van spaansche afkomst; 2) Indianen of oorspronkelijke bewoners van M. (verschillende stammen); 3) Negers; 4) een gemengd ras, uit de drie genoemde voortgesproten. De algemeene hoofdstad van M. is de stad Mexico (zie het volgende art.).

Vóór de fransche overweldiging in 1863 was dit land (destijds Mexicaansche Republiek of Mexicaansche Confederatie genaamd), ingedeeld in 23 provinciën of staten, die elk een eigen gouvernement hadden, nl.: AguasCalientes, Yucatan, Tabasco, Chiapas, Oaxaca, Veracruz, Puebla, Guerrero, Mechoacan, Xalisco. Mexico, Qneretaro, Giianaxuato, San-Luis-Potosi, Tamaulipas, Cinaloa, Sonora, Zacatecas, Dnrango, Cohahnila met Nieuw-Leou, Chihnahua, Colima, Tlascala; daarbij het bondsdistrict M. en het territorium Californié (zie dat art.). Hooge bergen doorloopen M.. zijnde voortzettingen van de Corlilleras van ZuidAmerika, en zich in het N. aansluitende aan de Rotsgebergten. Het mexicaansche gebergte draagt achtereenvolgend verschillende namen: Cordillere van Oaxaca, Cordillere van Anahuac, Sierra-Madre (bij den overgang in Gnauaxuato), Siërra de Aeba, Siërra de los Mimbres, Siërra de lasGruellas, Siërra Verde. De hoogste pieken zijn: de Popocatepetl (5258 neder!. ellen), de Citlal'tepetI (5308nederl. ellen), de Cofre-de-Perote (4927 nederl. ellen); eerstgenoemde (de Popocatepetl) is een nog in werking zijnde vuurspuwende berg; nog 4 andere vulcanen worden in M. aangetroft'en, nl.: Orizaha, Tnstla, Jorulla, Colima. Aan rivieren is M. arm; de voornaamste zijn: Bravo-del-Norte, Colorado, Rio Grande, Rio Verde; meren daarentegen worden in M. in menigte aangetroffen. De voornaamste zeehavens van M. zijn: (aan de Mexicaansche Golf) Veracruz, Tatnpico en Matamoras; (aan de Zuidzee) Acapulco, Mazatlan en Manzanillo; (aan de Golf van Californië) Guaymas. In het Mexicaansche gebied wordt minstgenomen een twintigtal verschillende talen gesproken, waaronder er 14 zijn, welke eigene spraakkunsten en eigene woordenboeken bezitten. De geschiedenis van M. splitst zich in drie groote tijdvakken, nl.: 1) voor de verovering door Cortez; 2) sedert die verovering tot aan den opstand tegen Spanje; 3) sedert de herwonnene onafhankelijkheid tot op de overweldiging door de Franschen. Gedurende het eerste tijdvak, dat tot 1521 loopt, hebben waarschijnlijk verscheidene volken elkander opgevolgd op het uitgestrekte grondgebied van M.; de voornaamste dier volken zijn geweest de Tolteken, de Chichimeken en de Azteken (deze laatste hadden tot hoofdstad Tenochtitlan of Mexico, en hadden bijna al de andere volken van M. aan zich onderhoorig gemaakt); de Chapaneken, die de Zoken, Tzendanen en Quelenen onderworpen hadden (hoofdstad Chiapa); de Totonaken, machtig in Mechoacan (hoofdstad Zintzontzan); de Zapoteken (hoofdstad Oaxaca). Naast het Mexicaansche rijk bloeiden niettemin (hoezeer niet zoo machtig, toch in macht met M. wedijverende) twee andere rijken nl.: Tezcuco en Tlacopan. Al die volken hadden eenen hoogen trap van beschaving bereikt, inzonderheid de Azteken; zij kenden de bouw-, schilder- en beeldhouwkunst, en zelfs de sterrekunde; zij maakten wegen en kanalen, en hadden een hièroglypbisch schrift. De mexicaansche oudheden, die uit dien tijd bewaard zijn gebleven, zijn nog zeer talrijk, in weerwil van de verwoestingen, die de Spanjaarden in M. hebben aangericht, en ze zijn zeer merkwaardig ook (zie o.a. PALENQUE). Het tweede tijdvak vangt aan met de landing van Ferdinand Cortez te Cempoallan (1519), nadat men in Europa de eerste berichten omtrent het bestaan • van M. vernomen had door de Spanjaarden Solis en Pinzon, die in 1508 Yucatan ontdekt hadden, en nadat Grijalva in 1518 de oostkust van Anahuac bezocht had. Tijdens de landing van Cortez regeerde (sedert 1503) Montezuma over M. Die ongelukkige kouing, die de Spanjaarden gastvrij ontving, werd daarvoor schandelijk door hen beloond; en nadat ze hem reeds spoedig zijn rijk afhandig gemaakt hadden, duurde het niet lang, of zij werden meester ook van de overige deeleu des lands, die sedert 1540 vereenigd een spaansch onder-koninkrijk vormden onder den naam van Nieuw-Spanje, en waartoe ook Guatemala behoorde. Onnoemelijke schatten aan goud en zilver heeft Spanje uit M. getrokken ; te Acapulco, aan den Stillen Oceaan, werd al die rijkdom bijeengebracht, om vervolgens met spaansche schepen naar het moederland vervoerd te worden; en in weerwil van de uitmergelende hebzucht der verdrukkers, bleef M. aan Spanje getrouw, totdat de verdrijving van de Bourbons uit Spanje ook een keerpunt ten gevolge had in de geschiedenis van M. Reeds in 1809 had zich in M., dat Napoleon niet onder zijnen schepter mocht brengen, eene regeering gevormd in den naam van Ferdinand VII; doch dit gouvernement verklaarde zich later tegen de Hooge Junta in Spanje. En toen de onderkoning Venegas het gezag van het Regentschap en van de Cortes van Cadix trachtte te handhaven, brak er 1810, onder de leiding van zekeren pastoor Hidalgo, een openbare opstand uit, die echter op niets anders uitliep dan op Hidalgo's terdoodbrenging (27 Juli 1811). Doch eenmaal de geest van het misnoegen gaande gemaakt, waren de verregaande wreedheden van den nieuwen onderkoning Colleja niet geschikt om de gemoederen tot rust te brengen; wel werden twee nieuwe opstanden (onder Morelos 1815, en onder Mina 1816) onderdrukt; maar een dreigender annzien nam de strijd, toen Guerrero zich aan het hoofd van den opstand geplaatst had: en vooral toen Iturbide zich aan hem aansloot (1820), was M. voor Spanje verloren; doch eerst nadat Iturbide een korten tijd de rol van “keizer van M.” gespeeld had, werd de constitutie tot stand gebracht door het Congres van M., en van den dag, waarop dat congres zijne zittingen sloot (29 Dec. 1824), dateert feitelijk het onafhankelijk bestaan der republiek M., die dan ook in 1825 door al de mogendheden erkend werd (behalve door Spanje, welke mogendheid eerst in 1836 tot die erkenning overging, na nog lang getracht te hebben om zich weder van M. meester te maken, welk streven echter reeds door de bloedige nederlaag der spaansche troepen bij Tampico in 1829 voor goed was verijdeld). Het derde tijdvak der geschiedenis van M. neemt dus een aanvang met de republiek (29 Dec. 1824). De eerste president was generaal Vittoria; doch de rnstelooze woelingen der partijschappen stortten de jonge republiek reeds spoedig in burgeroorlog en nagenoeg in regeeringloosheid. De 1 Sept. 1828 gekozene president Pedrazza werd reeds 4 Dec. van datzelfde jaar uit het bewind gestooten, en had tot opvolger Guerrero, die zich echter weldra genoodzaakt zag het presidentschap neder te leggen (1829). Zijn opvolger Bustamente hield zich slechts staande tot Oei. 1832, toen Santa-Anna (Santana) hem bij Puebla (1 en 2 Oct.) de nederlaag toebracht, zoodat hij afstand van het presidentschap deed ten behoeve van Pedrazza, die echter 1 April 1833 de plaats moest ruimen voor Santana. Onder dezen president, wiens naam voor M. eene ramp is geworden, kwam Texas in opstand, en verklaarde zich 2 Maart 1836 onafhankelijk; in den strijd om Texas tot onderwerping te brengen werd Santana gevangen genomen. INu kwam Bustamente weder op den presidentszetel, en onder zijn bewind eischte Frankrijk voor verscheidene grieven gewapenderhand voldoening van M., welke oorlog beëindigd werd door de bemachtiging van Veracruz 5 Dec. 1838 door de Franschen, waarop 9 Maart 1839 de vrede werd geteekend. Na de aftreding van Bustamente trad de inmiddels uit de krijgsgevangenschap teruggekeerde Santana weder als president op, en regeerde, van Sept. 1841 af, met al de willekeur van een dictator. Een opstand tegen hem 1844 bracht generaal Herrera op het kussen, en Santana nam de wijk naar Cuba. Onder het presidentschap van Herrera namen de geschillen met Texas, dat in 1845 formeel in de noord-amerik. Unie opgenomen werd, zulk eene ernstige wending, dat M. aan de Vereenigde Staten den oorlog verklaarde (16 Juli 1845). Van beide zijden werd de oorlog met kracht doorgezet; doch de Mexicanen moesten het onderspit delven: hunne havens werden geblokeerd, en de Noord-Amerikanen bezetteden (in 1846) Matamoros, Santa-Fe, Monterey (N.-Leon), Tabasco, Tampico en San-Luis-Potosi, (in 1847) Puebla, Veracruz na het bombardement van Ulloa; de Mexicanen werden verslagen bij Palo-Alto (7 Mei 1846), bij BuenaVista in de nabijheid van Saltillo (22 Febr. 1847), in den bergpas van Cerdo-Gordo (18 April), in de bloedige veldslagen bij Contreras en op de oevers van den Churobusco (19 en 28 Aug.), eindelijk bij Chetulpec en bij Molino del Rey (12 en 13 Sept.); 15 Sept. 1847 werd de hoofdstad Mexico stormenderhand ingenomen door generaal Scott, en de Mexicanen waren genoodzaakt den vrede te teekenen: bij het tractaat van Guadalupe-Hidalgo (2 Febr. 1848) stonden zij aan de Unie af al het mexicaansche grondgebied beoosten den Rio del Norte, benevens Nieuw-Mexico en Nieuw-Californië, waarvoor zij van de Vereenigde Staten eene schadeloosstelling ontvingen van 15 millioen dollars (omslr.38millioen nederl. guldens). Herrera, die, in 1846 afgetreden, inmiddels drie verschillende opvolgers gehad had (waaronder ten derdenmale de beruchte Santana), werd 1848 opnieuw tot president gekozen, en hield zich als zoodanig staande tot 15 Jan. 1851, toen hij vervangen werd door Arista, die 1852 de plaats moest ruimen voor Cevallos. Om een einde te maken aan den schier regeeringloozen toestand, waarin M. door de partijschappen verscheurd werd, riep men Santana weder terug, die 27 April 1853 zijnen intocht in de hoofdstad deed, en wel is waar doortastende maatregelen nam om eene nieuwe orde van zaken in het leven te roepen, doch zich 17 Dec. 1853 tot president voor zijn geheele leven deed benoemen, hetgeen voedsel gaf aan den argwaan, dat hij eenen staatsgreep beoogde, om eenen monarehalen regeeringsvorm aan M. op te dringen: zoo brak 22 Jan. 1854, onder aanvoering van Alvarez, een gewapende opstand uit. die hiermede eindigde, dat Santana in Aug. 1855 verdreven, en generaal Carrera op den presidentsstoe! gebracht werd, waarop hij zich slechts tot 12 Sept. kon slaande houden; van 4 Oct. tot 11 Dec. was Alvarez president, en toen kwam Gomonfort aan het roer. Deze nam tegenover de geestelijkheid eene zeer doortastende houding aan; 31 Maart 1856 werden alle kerkelijke goederen verbeurd verklaard, en eenige dientengevolge uitgebarstene opstanden werden onderdrukt. Toen het congres il Maart 1857 eene herziening van de constitutie aangenomen had, brak in Jan. 1858 nogmaals eene militaire omwenteling uit, ten gevolge waarvan de conservatieven generaal Zuloaga aan het hoofd van den staat brachten, terwijl Comonfort zijne plaats overliet aan Benito Juarez, een der bekwaamste leiders van de liberale partij. In de daaropvolgende worstelingen werd Zuloaga eerst vervangen door Robles, vervolgens door Miramon, totdat eindelijk in het begin van 1861 de liberalen zegevierden, waarop Juarez in Juni 1861 wederom tot president gekozen en met onbeperkte dictatoriale macht bekleed werd. Onder de vaste hand van dezen talentvollen man zou het ongelukkige M. tol rust en verademing hebben kunnen komen, indien men niet in Europa op den onzaligen inval gekomen ware in M. in het troebele water te gaan visschen naar roem. Spanje, Frankrijk en Engeland hadden eene reeks van grieven tegen M. — grieven, hetzij ter loops gezegd, waarvoor eene kleine mogendheid van eene groote bezwaarlijk voldoening zou durven eischen, maar die aan de drie genoemde mogendheden (om- dat ze zich sterk tegenover M. gevoelden) het recht gaven eenen gemeenschappelijken krijgstocht tegen M. te ondernemen, en Jan. 1862 landde een expeditiekorps te Veracruz. Dat de conventie van Soledad 19 Febr. 1862 door den spaanschen generaal Prim met de Mexicanen gesloten, door de gouvernementen van Spanje en Engeland goedgekeurd werd, bewees, dat althans die twee mogendheden niets anders van M. verlangden, dan billijke voldoening aan billijke eischen. Frankrijk daarentegen weigerde de ratificatie van de getroffene overeenkomst; en terwijl de Spanjaarden en Engelschen in April 1862 Mexico's grondgebied ontruimden, rukten de Franschen stoutweg op de hoofdstad aan. Doch bij Puebla leden ze eene gevoelige nederlaag, en over het geheel ontmoetten zij bij de Mexicanen eenen dapperen tegenstand, waartegen de fransche opperbevelhebber Lorencez, met de geringe strijdmacht waarover hij te beschikken had, niet opgewassen scheen. Hij werd dan ook 5 Juli vervangen door generaal Forey, aan wien tevens uit Frankrijk aanzienlijke versterkingen toegezonden werden, waarmede hij, na zijne troepen ongeloofelijke moeilijkheden en ontberingen te hebben laten doorworstelen, eindelijk in April 1863 voor Puebla aankwam, welke stad na eenen roemrijken tegenstand eerst 17 Mei werd bemachtigd door de Franschen, die daarop 5 Juni 1863 hunnen intocht deden in de hoofdstad Mexico, uit welke president Juarez den zetel der regeering veiligheidshalve reeds in tijds had overgebracht naar Cuernavaca. Nu vatte keizer Napoleon het plan op om Mexico in een keizerrijk te herscheppen; er werd eenen waardigen pretendent voor den nieuw te stichten troon opgezocht, het fransche bezettingsleger in M. werd met nieuwen toevoer van troepen versterkt, en generaal Forey als opperbevelhebber aldaar vervangen door generaal Bazaine. Toen de oostenrijksche aartshertog Maximiliaan dc ongelukkige keizerskroon van Mexico aannam (10 April 1864) geloofde hij werkelijk, of althans hij maakte zich zelven diets, dat de overgroote meerderheid der mexieaansche natie eenen keizerstroon verlangde, en hem had uitverkoren om dien troon te beklimmen. De toestand in M. was echter van geheel anderen aard : het gansche noorden was nog in bezit van Juarez; het westen was in handen van republikeinsche generaals, die elk op zich zelven, onafhankelijk van Juarez, voor het behoud der republiek en tegen de fransche overweldiging streden; al de havenplaatsen aan den Stillen Oceaan waren in handen der republikeinen: wel had admiraal Bouet 26 Febr. 1864 met drie schepen de blokade aangevangen van Acapulco (staat Guerrero), doch eerst na ruim 4 maanden blokade kwam die haven (3 Juni) zonder slag of sloot in handen der Franschen, en 20 Juni werd dus de blokade opgeheven. De haven van Manzanillo werd geblokeerd sedert 15 Maart, en sedert 20 Maart die van Mazatlan, welke stad 26 Maart door de Franschen gebombardeerd werd, zonder dat het hun gelukte die te bemachtigen. Eenige dagen later ving ook de blokade van San-Blas aan, welke stad, tevens van de landzijde erg bestookt, reeds spoedig (Mei) in handen der Franschen viel. De haven van Guaymas in Sonora werd niet door de Franschen bemoeilijkt, en bleef dus voortdurend in de macht der republikeinen. Dus: van de havenplaatsen aan den Stillen Oceaan alleenlijk Acapulco en San-Blas door de Franschen bezet, en al de overige (Guaymas uitgezonderd) door hen geblokeerd. Van de havens aan de Golf van Mexico eindelijk waren Matamoros, Tabasco en Minatitlan nog altijd in handen der republikeinen; alleen Tampico, Tuspan en Veracruz bevonden zich in handen der Franschen. De staten in het binnenland waren onderworpen aan het fransche krijgsgezag, ja, maar werden niettemin aanhoudend doorkruist door guerrilla-benden, die zelfs uit Oajaca en Guerrero voorwaarts drongen tot in de staten La Puebla en Mexico. Eene zonderlinge zelfmisleiding mag men het dan ook noemen, dat keizer Maximiliaan eenige maanden later (toen hij eene rondreis in zijn rijk deed) aan zijnen minister Velasquez de Leon schreef, het nu als eene “onomstootelijke waarheid” te hebben ondervonden, dat zijn keizerrijk eene stichting was, gegrondvest op den wil van “de onmetelijke meerderheid des volks" nota bene, nauwlijks een vierde gedeelte van het Mexieaansche rijk stond, door fransch wapengeweld gedwongen, onder zijnen schepter, terwijl ruim drie vierden des lauds nog met hart en ziel republikeinsch waren, en overal gewapend en strijdvaardig stonden om in toepassing te brengen de leus “Dood aan de vreemdelingen!” die den grondtoon uitmaakt van het mexieaansche volkskarakter. Doch wij moeten kort zijn, en zullen dus slechts een vluchtig overzicht geven van de hoofdmomenten van het kortstondige keizerrijk M. De kroon werd aangenomen te Miramar 10 April 1864; het hoopvolle keizerlijke paar kwam 28 Mei in de haven van Veracruz aan, waar op dat oogenblik vrij hevig de gele koorts woedde, zoodat nog dien eigen nacht de reis vervolgd werd. Te La-Soledad, Loma-Alta, Cordova, Orizaba, overal werd het keizerlijke paar met het uitbundigste feestgejubel begroet; zij brachten vervolgens een bezoek aan de Moeder Gods van Guadalupe (een wonderdadig Maria-beeld, dat in den vrijheidsoorlog de functie van generaal bekleed, en als zoodanig meegevochten had tegen de Spanjaarden), en deden 12 Juni hunnen intocht in de hoofdstad Mexico. Na eenige beschikkingen te hebben genomen, betreffende de eventuëele troonopvolging, hel binnenlandsch bestuur en de betrekkingen tot het buitenland, aanvaardde Maximiliaan 10 Aug. eene rondreis door zijn keizerrijk, d. i. door die staten, die binnen het cordon der fransche en mexieaansche troepen lagen: 15 Aug. kwam hij te San-Juan del Rio, 17 Aug. te Queretaro, 23 Aug. te Calaya. Te Irapuato werd hij door eene (aldaar epidemische) hevige keelontsteking aangetast, waardoor hij genoodzaakt was 14 dagen zijn bed te houden; eerst 11 Sept. kon hij zijne reis volgen. Nu begaf hij zich naar het dorp (of stadje) Dolores, waar in den nacht van 15 Sept. 1810 pastoor Miguel Hidalgo den wereldvermaarden Grilode Dolores (Smartekrect) aanhief, die de mexicaansche onafhankelijkheid ten gevolge had: juist 54 jaren later overnachtte hier de nieuwe keizer, die er den volgenden morgen eene hoogdravende redevoering hield voor eene groote menigte, terwijl zijne gemalin, keizerin Charlotte, in de hoofdstad Mexico den eersten steen legde voor het op te richten onafhankelijkheidsmonument. Den 18 Sept. kwam Maximiliaan te Guanajuato, waar hij de rijke zilvermijnen in oogenschouw nam; door de onbegaanbaarheid der wegen, ten gevolge van de zware regens, ondervond zijne reis eenige vertraging; 1 Oct. verliet hij Leon, en arriveerde 11 Oct. te Morelia. Nu kwam de keizerin hem tegemoet reizen tot Toluca, en 30 Oct. hield het keizerlijke paar hunnen weder-inlocht in de hoofdstad, ingevolge hun uitdrukkelijk verlangen zonder openbare feestelijkheden. Maximiliaan had op zijne rondreis vee! gezien met eigen oogen ; en het moet tot zijne eer gezegd worden, dat het zijn ernstige wil was, om door gepaste en wijze maatregelen even nuttige als doortastende maatregelen tot stand te brengen, die echter meerendeels, ofschoon als keizerlijke besluiten op papier gebracht, door den drang der omstandigheden onuitgevoerd zijn gebleven. Met het einde van 1864 was het nieuwe keizerrijk M. erkend door Rusland, Zweden, Turkije, Denemarken, Portugal, Spanje, Italië, Frankrijk, Engeland, al de Duitsche staten en den schacb van Perziê; daarentegen was die erkenning bepaaldelijk geweigerd door de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, die niets anders erkenden dan de republiek M. met Jnarez als president, terwijl ook de staten van Centraal- en van Zuid-Amerika tegenover het nieuwe keizerrijk in eene bepaald vijandige houding stonden. De resultaten van de krijgs-operatiën der Franschen, onder de opperleiding van Bazaine (de Noorder-expeditie van 1864) waren deze: vier staten of provinciën, nl. Tamanlipas, Nuevo-Leon, Cohahuila en Durango, waren aan het gezag van keizer Maximiliaau onderworpen, en president Juarez, totaal verslagen, had zich teruggetrokken naar Chihuahua, ruim 400 mijlen afstands van Mexico. In het westen en zuiden zag het er minder gunstig uit: de Franschen hadden Acapulco moeten ontruimen, zoodat de staat Guerrero weder geheel in handen der republikeinen onder den ouden Alvarez stond. De gewichtige haven Mazatlau (staat Sinaloa) was daarentegen 13 Nov. in handen der Franschen gevallen; doch daar de guerilla-benden dien staat, die overigens nog grootendeels in handen der republikeinen was, aanhoudend onveilig maakten, werd tot eenen veldtocht besloten (de expeditie in Sinaloa), die omegenzeggelijk de moorddadigste geweest is, welke in het arme M. door de Franschen is volbracht. De expeditie in Oajaea, onder het persoonlijk kommando van Bazaine, werd een waardige tegenhanger van de voorspoedige Noorder-expeditie; na een veldtocht, Aug. 1864 aangevangen, die de grootstdenkbare moeilijkheden en tal van bloedige gevechten opleverde, kon eerst 4 Febr. 1865 door de fransche batterijen het vuur tegen de stad Oajaea worden geopend, en ofschoon elke voet gronds slechts na de hevigste gevechten werd vermeesterd, waren de belegeringswerken toch 8 Febr. reeds zoover gevorderd, dat Bazaine tegen den volgenden dag eenen algemeenen stormloop op de stad kommandeerde. Doch Porfirio Diaz, die na begreep dat hij voor de overmacht zou moeten bezwijken, kwam 9 Febr. des ochtends om half twee met zijne twee adjudanten in het fransche legerkamp aan, en gaf Oajaea over op genade en ongenade; Bazaine nam dadelijk bezit van de stad, waarmede deze geheele prov. of staat, die zoo lang den voornaamsten steun der republikeinen in het zuiden geweest was, voor het keizerrijk was gewonnen. Door dat onophoudelijke oorlogen in de tweede helft van 1864 en het begin van 1865, waren de gelederen der keizerlijke en der fransche troepen op schrikbarende wijze gedund ; de fransche kaders werden telkens aangevuld met nieuwe strijdkrachten uit Europa en uit Algerië, en keizer Maximiliaan was ijverig werkzaam om de mexicaansebe armee te reorganiseeren, en om vrijwilligers uit Europa naar Mexico te trekken: zulk een korps vrijwilligers uit Oostenrijk, sterk 7000 man, in Nov. en Dec. te Triest scheep gegaan, nam reeds in Jan. 1865 in Mexico deel aan de gevechten tegen de republikeinen; in België werd een regement vrijwilligers opgericht, het “Keizerin-Charlotle-regement”, welke oprichting wel is waar, op het afkeurend votum der Kamer van 2 Sept. 1864, door het belgische gouvernement werd verloochend, doch niettemin zoo ijverig door de regeering ondersteund werd, dat daarover in de beigische Kamer 4 April 1865 eene interpellatie plaats greep, die een tweegevecht ten gevolge had tusschen den afgevaardigde De Laet en den minister van oorlog Chazal. Een en ander te zamen genomen, had keizer Maximiliaan in het begin van 1865 te beschikken over de mexicaanscbe armee en het fransche expeditie-korps, te zamen 30,000 man, benevens 7000 oostenrijksche, 1500 beigische en 6000 fransche (tot het vreemdenlegioen behoorende) vrijwilligers, dus alles in alles 44,500 man. Ofschoon nu deze strijdmacht op verre na niet voldoende was, om het geheele mexicaansche rijk tot onderwerping te brengen en in onderwerping en rast te houden, ware er toch een dragelijke toestand mede te scheppen geweest, indien niet andere rampen de bestendiging van het keizerrijk onmogelijk hadden gemaakt. In de eerste plaats geldgebrek; wel werd in Aug. 1865 de fransche staatsraad Langlais, vergezeld van een aantal fransche ambtenaren, doorkneed in het vak van finantièn, naar Mexico gezonden, om er aan den benarden toestand van het finantie-wezen een einde te maken; doch daargelaten of de werkelijk hoogstbekwame Langlais wei naar wensch in zijne zending zou hebben kunnen slagen, werd dit eene onmogelijkheid door zijnen dood (23 Febr. 1866). Maar meer nog dan alles werd de duurzaamheid van het jonge keizerrijk eene onmogelijkheid, door de vijandige houding, die de eer- en heerschzuchtige roomsch-katholieke geestelijkheid tegenover den pas opgerichten troon aannam ; en gesteld voor een oogenblik, dat aan de stichting van het Mexicaansche keizerrijk een verheven denkbeeld bij Napoleon III ten grondslag hebbe gelegen, namelijk Mexico te verhellen tot een machtigen voorpost der volken van den Latijnschen stam in Amerika, om daar het verder zuidwaarts dringen der volken van den Germaanschen stam (de NoordAmerikanen) te beletten gesteld dit (om niet de gansche onderneming een even misdadig als dolzinnig ondernemen te moeten noemen), dan is het voor ieder onbevooroordeeld denkend hoofd zonneklaar, dat het treurige einde van keizer Maximiliaan veelmeer op rekening van de Roomsche Kerk, dan op rekening van keizer Napoleon is te stellen. Immers, Maximiliaan, met zijn ridderlijk en edelaardig gemoed, beschouwde zijne taak als eene verhevene roeping: hij wilde waarachtig het welzijn van het Mexicaansche rijk; hij wilde, door zijne instellingen, dat rijk eene waardige plaats doen innemen in de rij der hedendaagsche (en niet der middeleeuwsche) volken; hij wilde bijv. wel de Roomsche kerkleer erkend hebben als godsdienst van den staat, maar levens vrijheid van godsdienst toekennen aan alle andere niet met ’s lands wetten in strijd handelende kerkgenootschappen. En wat verlangde Rome? Ziehier den inhoud van den pauselijken zendbrief van 18 OcL, die door mgr. Francesco Meglia, aartsbisschop van Damascus i. p. i., en als nuntius uit Rome naar Mexico gezonden, aan den keizer overhandigd werd, een brief, door den paus geschreven naar aanleiding van het drijven der clericale partij in Mexico zelf, die al de vrijzinnige en waarlijk edele bedoelingen van Maximiliaan als voorde Kerk verderfelijk voorstelde in hare rapporlen aan den Roomschen Stoel, waar men met de mexicaansche toestanden ongeveer even bekend was als op Nova-Zembla. Zoo schreef de paus: De Katholieke godsdienst moet voortaan, even als tot hiertoe, met uitsluiting van iedere andere geloofsbelijdenis, den roem en den steun der mexicaansche natie zijn; de bisschoppen moeten in de uitoefening van hun herderlijk ambt eene volkomene, onbeperkte vrijheid genieten; de monnik-orden moeten hersteld worden; de geestelijkheid moet het opzicht hebben over het openbaar en bijzonder onderwijs; de banden, die der Kerk zijn aangelegd door de burgerlijke regeering, moeten verbroken worden; enz.” Ofschoon met hart en ziel Roomsch-katholiek, begreep keizer Maximiliaan, die ten minste iets van de gesteldheid der dingen in Mexico kende, dat hij onmogelijk aan den inhoud van dat pauselijk schrijven zou kunnen voldoen; en toen hij 27 Dec. 1864 aan zijnen minister van justitie Escudero schreef, dat alle geseculariseerde kerkelijke goederen, waarvan de verkoop op wettige wijze had plaats gehad, verklaard moesten worden als wel en deugdelijk in eigendom te behooren aan de nieuwe bezitters, toen had hij in eens de gansche geestelijkheid tegen zich, en het duurde niet tang of zelfs eenige generaals lieten zich door geld omkoopen, om van het keizerrijk afvallig te worden en onder de vaan por la religion y los fucros (voor de godsdienst en de kerkelijke privilegiën) de geestelijkheid te dienen. Desalniettemin was de eerste helft van 1865 het gelukkigste tijdperk van het ongelukkige keizerrijk; de gezanten der meeste europeesche hoven kwamen aan; er werden partijen en feesten gegeven in menigte; generaal Bazaine, tot loon voor zijne krijgsbedrijven in M., door Napoleon III tot maarschalk van Frankrijk verheven, trouwde met een mexicaansch jong meisje uit een aanzienlijk oud geslacht; men bouwde allerlei luchtkasteelen, en droomde zelfs van het stichten van eene nieuwe groote koopstad, die den naam van Miramar zou dragen, aan de Golf van Mexico. Den 10 April 1865 was er een jaar verloopen sedert Maximiliaan de kroon had aangenomen; er werd daarom op dien dag eene soort van constitutie aan het keizerrijk verleend ; 6 Juli (des keizers geboortedag) werd eene Mexicaansche akademie van wetenschappen gesticht (waaraan niets ontbrak dan de noodige geleerden); 16 Sept. werd de 44e verjaardag van Mexico’s onafhankelijkheid gevierd, en bij die gelegenheid een standbeeld van den held Morelos onthuld, aan de afstammelingen van den in 1824 gefusilleerden keizer Iturbide werd de titel van “keizerlijke hoogheid” verleend, kortom al 't mogelijke gedaan om den nationalen trots der Mexicanen te streelen. Van oneindig meer beteekenis echter was bet rampzalige keizerlijk decreet van 2 (of 3) Oct. 1865, waarbij allen, die zich nog niet aan het keizerrijk onderworpen hadden, met boosdoeners en struikroovers gelijkgesteld werden, alleen met dit onderscheid, dat ze niet aan den gewonen rechter overgeleverd, maar, indien ze met de wapenen in de hand gevangen werden, voor eenen krijgsraad gebracht en 24 uren daarna doodgeschoten zouden worden. Dit onverstandige besluit zou 15 Nov. in werking treden; en ofschoon later die termijn nog verlengd werd, is en blijft deze maatregel een der noodlottigste van Maximiliaan’s regeering. De macht der republikeinen was nog verre van geheel gefnuikt; de meeste dier lieden waren bezield met de overtuiging, dat ze voor de onafhankelijkheid van hun vaderland en voor den wettigen president hunner republiek streden; en nu die lieden gelijkte stellen met struikroovers, met bandieten, dat was de grootste fout, die een op een nog alles behalve rotsvast-staanden troon zittende keizer ooit begaan kon. Te meer was dat eene grove fout, omdat de noord-amerikaanscbe Unie, door de geheele onderwerping van hare zuidelijke staten een einde aan den burgeroorlog gemaakt hebbende, thans, nu zi] dus de handen ruimer had, den door haar als president der republiek Mexico erkenden Juarez krachtdadig begon te steunen, zoodat dan ook de Juaristen weder veld begonnen te winnen, terwijl het gouvernement der vereenigde Staten tevens bij Frankrijk ernstig begon aan te dringen op de ontruiming van Mexico door de fransche troepen, waarbij niet onduidelijk te verstaan werd gegeven, dat geen europeescbe mogendheid zich in de zaken van het vasteland van Amerika mocht mengen (de befaamde Monroe-leer), want dat anders de noord-amerikaansche Unie zou moeten besluiten, zich wederkeerig te gaan bemoeien met de zaken van Europa’s vasteland. Hoe sterk de pressie was, door Noord-Amerika uitgeoefend om te bewerken, dat Juarez niet langer tegen Europeanen zou behoeven te strijden, kan voldoende blijken uit deze twee feiten; 18 Oct. 1865 schreef Dronin de Lhnys, minister van buiten!, zaken, aan markies de Montholon, Frankrijk’s gezant te Washington : “Ik heb u reeds in mijne dépêche van 17 Aug. gezegd, dat wij oprechtelijk naar den dag verlangen, waarop de laatste fransche soldaat den Mexicaanschen grond verlaten zal, en dat hel kabinet van Washington er toe bijdragen kan, dat oogenblik te bespoedigen.” En in het voorjaar van 1866 waren in Oostenrijk 2000 vrijwilligers voor Mexico aangeworven ; zij bevonden zich reeds aan boord van het fransche stoomschip Tampico, om naar de plaats hunner bestemming overgebracht te worden; doch op het protest, dat tegen hun vertrek ingediend werd door den mexicaanschen consnlgeneraal te Weenen, moesten zij zich (19 Mei) weder ontschepen, en zij vertrokken niet naar Mexico. Doch wij loopen de gebeurtenissen te ver vooruit. Wanneer van het Mexicaansche rijk gesproken wordt, blijft doorgaans de staat Yucatan geheel buiten beschouwing, inweerwil dat die toch daartoe behoort; en hij behoorde ook tot het mexicaansche keizerrijk. Maximiliaan heeft dien staat nooit gezien, evenals hij de kusten van den Stillen Oceaan nooit heeft mogen aanschouwen; wel bestond bij hem het voornemen, om ook Yucatan te leeren kennen, doch zijne reis derwaarts moest telkens uitgesteld worden, totdat eindelijk keizerin Charlolte besloot, die reis te doen zonder haren gemaal. Vergezeld van Ramirez (20 Oct. 1865 afgetreden als minister van buitenl. zaken, en toen benoemd tot minister van Staat), Escudero (minister van justitie), generaal Uraga, en een talrijk gevolg, aanvaardde keizerin Charlotte 6 Nov. 1865 de reis naar Veracruz, waar zij scheep ging ; na eene zeereis van twee dagen, kwam zij 22 Nov. in de havenplaats Sisal aan, en bereikte van daar spoedig de niet ver landwaarts-in gelegene hoofdstad van Yucatan, de stad Merida. Van hier deed zij uitstapjes, ontving overal de huldiging als keizerin, en keerde in het laatst van Dec. naar Mexico terug, waar zij de treurige tijding ontving van den dood haars vaders, koning Leopoid I van België; de schok, dien deze tijding op haar gemoed teweeg bracht, legde waarschijnlijk de kiem tot de verstandsverbijstering, die later bij haar uitbrak. En als een bewijs, hoe de republikeinen weder stouter het hoofd begonnen op te steken, zij hier ter loops aangestipt, dat het belgische gezantschap, hetwelk kort daarna de troonsbeklimming van Leopoid II aan keizer Maximiliaan officieel bekend kwam maken, op eenige uren gaans afstands van de hoofdstad Mexico door eene republikeinsche bende werd overvallen en uitgepluuderd, bij welke gelegenheid zelfs een der tot het gezantschap behoorende officieren doodgeschoten werd. De fransche armee was in 't begin van 1865 nog 25,000 man sterk; de gereorganiseerde keizeriijkmexicaansche armee (een hoop troepen, waarop niet te bouwen viel, met generaals aan het hoofd, die meerendeels van hetzelfde allooi waren, dat wil zeggen, op wie men zich nooit veilig verlaten kon), en daarbijde kleine korpseneuropeeschevrijwilligers—■ laat dit alles eene legermacht bedragen van 50 a 60 duizend man: wat vermocht zulk eene handvol soldaten in een land, waar de guerilia-benden ieder oogenblik als uit den grond verrezen, en waar de punten, op welke het tot wezenlijke veldslagen kwam, 500 mijlen en verder van elkander verwijderd lagen, zonder behoorlijke wegen van vervoer? Wel werd in 1865 de staat Sonora door de Franschen veroverd, ten gevolge waarvan ook de onverdedigde staat Neder-Californië namens keizer Maximiliaan in bezit werd genomen; doch nauvvlijks was de keizerlijke commissaris weder aan boord van het schip, dat hem terug moest brengen naar Mazatlan (November 1865), of de republikeinsche partij herstelde de republiek met Pedrino tot president, terwijl de keizerlijke gouverneur van Neder-Californië, Felix Gilbert, gevangen genomen werd. In weerwil dat in 1865 op de republikeinen 4 of 5 groote veldslagen werden gewonnen, en een ontelbaar aantal gevechten werden geleverd, die meerendeels ten nadeele van de republikeinen afliepen, werd de toestand der Keizerlijken en der Franschen van dag tot dag benauwder. Juarez, wiens presidentschap 1 Nov. 1865 ten einde liep, vaardigde kort en bondig een decreet uit, waarbij hij verklaarde, dat hij ter wille van het vaderland het presidentschap eigenmachtig zou blijven waarnemen, zoo lang totdat de Mexicaansche republiek van de vreemde overweldiging verlost zou zijn, daar eerst dan iedereen in de gelegenheid zou wezen (die thans aan de meeste Mexicanen was benomen) om over te gaan tot het kiezen van een nieuwen president. Tegen het einde van 1865 was de staat van zaken als volgt: De zuidelijke staten Oajaca,Tabasco, enz. aanhoudend verontrust door guerrilla-benden, die aan de Oostenrijkers schier geen oogenblik verademing gunden. In het binnenland, als altijd, Michoacan onbedwongen. Dicht bij de hoofdstad guerrilla-benden, die zelfs het 15 uren gaans van Mexico gelegene Toluca bemachtigden en een korten tijd bezet hielden. De staat Guerrero onder den ouden Alvarez als immer onafhankelijk. Jalisco rustig. Sinaloa, alleen op de haven na, weder voor de Keizerlijken verloren; Sonora, daarentegen, met de hulp van wilde Indianenstammen in bedwang gehouden. Neder-Cahforuië, een oogenblik voor het keizerrijk in bezit genomen, weder afgevallen; Tamaulipas, op de havens na, door de Republikeinen bezet; en in de noordelijke staten een warren en woelen, waarin nu eens de Keizerlijken, dan weer de Republikeinen de overhand hadden. Die streken, die niet in de macht der republikeinen waren, namen meer en meer het karakter aan van een fransch wingewest; keizer Maximiliaan was keizer, maar maarschalk Bazaine was eigenlijk de man, wiens wil in alles doorgedreven werd, zelfs al druischte die vierkant in tegen den wil van Maximiliaan. Dit verbeterde er niet op, toen Frankrijk, door de Vereenigde Staten als het ware gedwongen, eindelijk tot het besluit kwam zijne troepen uit Mexico terug te roepen. In Juni 1866 begon maarschalk Bazaine aan de fransche troepen eene algemeene concentratie-heweging voor te schrijven; en hoe meer ze zich concentreerden, des te krachtiger rukten de republikeinen, die overal versterking en aanhang vonden, voorwaarts. Dat Maximiliaan zich na het vertrek van de Franschen onmogelijk in Mexico staande zou kunnen houden, was voor ieder, die niet met blindheid was geslagen, zoo klaar als de dag. De laatste stroohalm, waaraan men zich vastklampte, was de hoop, dat keizer Napoleon te bewegen zou zijn den termijn, vastgesteld ter ontruiming van Mexico door de Franschen, te verlengen. Met deze zending belastte zich keizerin Charlotte, de kleindochter van Lodewijk Filips; 8 Aug. 1866 stapte zij, zonder dat iemand haar verwachtte, te St.-Nazaire aan wal, nam den volgenden dag haren intrek in een hotel te Parijs, en werd weldra ten gehoore ontvangen bij den man, die op den troon van haren grootvader zat; doch al hare vrouwelijke overredingskracht was hier totaal verspild: het stond bij keizer Napoleon III zoo vast als eene rots, dat hij zijne troepen geen minuut langer ten dienste zou laten van den waggelenden troon in Mexico, dan bij zijne verbintenis jegens het kabinet van Washington bepaald was. Radeloos verliet Charlotte het paleis van den franschen keizer, en kwam 29 Aug. 1866 als wanhopig op haar kasteel Miramar aan, dat zij nauvvlijks derdhalf jaar te voren zoo vol hoop had verlaten. Maar nog eene andere taak had zij te volbrengen: te Rome moest zij het Concordaat gaan regelen; het grootste gedeelte van hare nachten bracht de ongelukkige vorstin door in het besludeeren van theologische vraagstukken, en bereikte 26 Sept. 1866 de Eeuwige Stad. Op hare reis derwaarts, gewerden haar de ontmoedigendste tijdingen uit Mexico; en alles te zamen was van die uitwerking, dat er bij haar onderhoud met den paus niet langer aan te twijfelen viel: zij was krankzinnig; en is dat op den dag, waarop wij dit schrijven, nog. In Mexico namen de zaken voor den keizer middelerwijl meer en meer eene treurige wending. Door den uitersten nood gedrongen, daar de clericale partij aanhoudend voortging ai de maatregelen van hel keizerrijk zoowel openlijk als bedektelijk tegen te werken, had Maximiliaan zich eindelijk zoo goed als geheel en al in de armen der clericalen geworpen, in de flauwe hoop, wellicht nog door dit middel zijnen troon staande te zullen kunnen houden. Doch de prefect van Tlalpam ontdekte weldra eene samenzwering, die ten doel had keizer Maximiliaan en al de hooge keizerlijke ambtenaren te vermoorden; de 7e Oct. was vastgesteld ter uitvoering van dat plan, dat door de ontdekking werd verijdeld: 21 saamgezworenen werden tot den kogel veroordeeld en doodgeschoten. Daarbij kwam nog de zending van den franschen generaal Castelnau, die 12 Oct. 1866 te Veracruz aan wal stapte, om officieel aan Maximiliaan kennis te geven, dat hij niets meer van Frankrijk te hopen had. Keizer Maximiliaan zond dezen Jobsbode den chef van zijn militair kabinet te gemoet, om met hem te handelen; daarop ontbood hij maarschalk Bazaine bij zich, en betoogde aan dezen de dringende noodzakelijkheid, waarin hij zich bevond om een besluit te nemen, naar aanleiding van de zending van Castelnau, die volkomen sloeg op de verklaring door Seward in Washington afgelegd, dat er op den iaatsten dag van dat jaar niet één fransch soldaat meer op mexicaansch grondgebied zou zijn. Zonder formeel afstand van den troon te doen, gaf Maximiliaan het gansche bewind over in handen van Bazaine, en vertrok naar Orizaba. In de hoofdstad ontstond eene groote opschudding, daar het vertrek des keizers, met slechts drie escadrons oostenrijksche husaren tot geleide, volkomen eene vlucht geleek. De ministers boden bij Bazaine hun ontslag aan, doch werden door Castelnau, die 22 Oct. in de hoofdstad Mexico aankwam, overreed om op hunnen post te blijven. Iedereen dacht, dat het mexicaansche keizerrijk thans reeds uitgespeeld had. Ter reede van Veracruz lag de oostenrijksche korvet Dandalo gereed, om den vluchtenden aartshertog van Oostenrijk op te nemen, die geen ander gevolg bij zich had dan zijnen lijfarts, zijn biechtvader pater Fiscber en den oostenrijkschen kolonel Kodoiitsch. Al wat Franschman of Mexicaan heette scheen Maximiliaan van zich gebannen te hebben. In zijne eenzaamheid weifelde hij tusschen afstanddoen en blijven; en waarschijnlijk zou hij tot het eerste hebben besloten, indien niet juist in die dagen iets gebeurd ware, dat hem noopte om Ie volharden. Van hunne gezantschapsposten in Europa teruggeroepen, landden 10 Nov. 1866 in Veracruz de tot de clericale partij behoorende generaals Marquez en Miramon. Zij begaven zich dadelijk lot den keizer, en maanden hem aan, de teugels vau het bewind niet neder te leggen. Generaal Miramon deed vooral uitkomen, hoe hij zelf zich twee jaren lang als president had weten staande te houden, ofschoon hij toen niet eens het twintigste gedeelte der hulpbronnen ter zijner beschikking had, waarover Maxtmiliaan thans nog beschikken kon. En Maximiliaan besloot eindelijk, te volharden tot den einde. Met allen mogelijken aandrang deden Bazaine en Castelnau hun uiterste best, om hem tot abdicatie over te halen, ten einde althans eenigermate nog de eer van Frankrijk te redden; maar Maximiliaan's besluit stond nu onherroepelijk vast; hij wilde blijven; en nu geheel en al, zonder eenig voorbehoud hoegenaamd, wierp hij zich in de armen der clericale partij. Lares, Marquez en vooral pater Fischev (een geboren Zwaab, die sedert 15 jaren in Mexico werkzaam was geweest als missionaris) waren uitsluitend zijne raadslieden. De clericalen lieten tevens dóórschemeren, dat het aan geen ondersteuning in geld ontbreken zou, indien de keizer slechts wilde regeeren naar hunne inzichten. Door zich dus tot werktuig te maken van eene partij, plaatste Maximiliaan zich volkomen op het standpunt der vroegere presidenten ; hij werd partijganger, in stede van als keizer boven alle partijen te staan. Nog eens gaf hij gehoor aan de lokstem derzelfde partij, die hem te Miramar het lokaas was komen brengen (wan t j nist de roomsch kath. geestelijkheid uit Mexico was het, die hem op Miramar was komen bekendmaken, dat de “overgroote meerderheid”! der mexicaansche natie hem tot keizer had uitverkoren); dezelfde partij, die ook de fransche interventie had ondersteund, omdat zij doordrongen was van het besef, dat hare macht onder een liberaal bewind, als dat van Juarez, voor goed zou hebben uitgediend; met Maximiliaan's afreis, begreep zij, zou het laatste uur ook voor hare heerschappij geslagen zijn, en voornamelijk aan den rusteloozen aandrang der clericalen moet het toegeschreven worden, dat Maximiliaan doof bleef voor al de raadgevingen van Castelnau, die zich ongeloofelijk veel moeite gaf, om hem te bewegen het land te verlaten. De clericale generaals Mejia, Miramon, Marquez en meer anderen wisten ook, dat hun leven op het spel stond, indien zij in handen der Juaristen vielen, en drongen reeds daarom bij den keizer aan op volharding. Inmiddels werd NoordAmerika's pressie op Frankrijk hoe langer hoe sterker, ja, bijna dreigend. De oorspronkelijke schikking tusschen de Unie en Frankrijk bepaalde, dat de fransche troepen Mexico zouden ontruimen in drie afdeelingen, nt. Nov. 1866, Maart 1867 en Nov. 1867.

Doch 22Nov. ontving het gouvernement vanWashington uit Parijs een officieel bericht, dat de keizer van Frankrijk besloten had, zijne troepen liever in eens uit Mexico terug te roepen in het aanslaande voorjaar, zoodat het derde gedeelte, dat in November terug had moeten keeren, insgelijks blijven zou tot de gelijktijdige algeheele ontruiming. De transatlantische kabel bracht daarop den volgenden dag (23 Nov.) zulk eene kernachtige en krachtige depeche naar Parijs over, dat Frankrijk alles toegaf, en zich uitdrukkelijk verbond, dat de algeheele ontruiming van Mexico door de fransche troepen 1 Maart 1867 zou hebben plaats gehad, hoedanig ook het besluit van Maximiliaan mocht zijn; en in Jan. 1867 stak de transportvloot werkelijk den oceaan over, om van de 35,000 indertijd naar Mexico uitgezondene Franschen terug te halen het overschot, dat aan de guerrillasen aan de ziekten des lands ontkomen was. Reeds 13 Jan. had te Veracruz de eerste inscheping plaats aan boord van het stoomschip “Keizerin Eugenie”; bij decreet van 16 Jan. trok Napoleon de volmachten in, die aan maarschalk Bazaine verstrekt waren als bevelhebber van het mexic. expeditiekorps, welk korps bij dat decreet werd ontbonden; en 5 Febr. trokken de laatste Franschen Mexico’s hoofdstad uit, en 15 Maart gingen ze te Veracruz onder zeil. Nog in het laatste oogenblik deed Bazaine eene poging om Maximiliaan te bewegen, de kroon neer te leggen en onder Frankrijk’s beschermende vlag te Veracruz scheep te gaan naar Europa; doch tevergeefs. Intusschen stond Maximiliaan's zaak inderdaad reeds meer dan hopeloos. Naarmate de Franschen zich geconcentreerd hadden, om nog zooveel mogelijk zonder verder kleerscheuren aan boord der fransche schepen te komen, naar die mate waren de Juaristen voorwaarts gerukt, en overal met blijdschap door de “groote meerderheid” (in den waren zin des woords) ontvangen; en in het begin van April 1867 was het gansche Mexicaansche keizerrijk ingekrompen tot de drie steden Queretaro, Mexico en Veracruz, die echter, alle drie door de republikeinen belegerd, elkander geen hulp konden bieden, daar de vijand alle gemeenschap tusschen die steden afgesneden had. Te Queretaro was de keizer zelf ingesloten, met zijne generaals Mejia en Miramon en omstreeks 8000 man troepen; in de hoofdstad Mexico kommandeerde sedert 28 Maart generaal Marquez; Veracruz werd verdedigd door generaal Zaboada. Queretaro werd belegerd door 25,000 man, aangevoerd door den juaristischen generaal Escobedo, en reeds in den nacht van 15 Mei aan hem overgeleverd door den verrader kolonel Miguel Lopez, die zich had laten omkoopen, om voor 3000 oneen gond de vesting en zijnen keizerlijken meester over te leveren in handen van den vijand (zie MAXIMIUAAN, dl. II, blz. 500, kolom 2). Nauwlijks waren de Republikeinen meester van Queretaro, of het gros der belegeringsarmee rukte op naar de hoofdstad Mexico, die reeds door het korps van Porfirio Diaz ingesloten was sedert 18 April; in weerwil van de dapperste verdediging, viel ook de hoofdstad Mexico in handen der Republikeinen 21 Juni (2 dagen nadat de ongelukkige keizer Maximiliaan gefusilleerd was); en Veracruz, waar Zaboada zich sedert April kloek staande hield tegen de belegeraars, werd 27 Juni 1867 insgelijks aan de Republikeinen overgeleverd, daar nu de verdere verdediging even roekeloos als doelloos zou zijn geweest. Zoo eindigde het Mexicaansche keizerrijk, ert de Republiek Mexico was hersteld, met haren president Juarez, die weldra zijne herbenoeming of vervanging onderwierp aan de uitspraak van het algemeene stemrecht der natie, waardoor hij op dit oogenblik (Nov. 1867) herkozen is als President. Ziehier de naamlijst dergenen, die in Mexico het hoogste gezag in handen hebben gehad sedert ’s lands onafhankelijkheid:

Iturbide (keizer) 1822-23

Presidenten

Vittoria 1824

Pedrazza 1828

Guerrero 1828

Bustamente 1829

Santa-Anna 1832

Bustamente (opn.) 1836

Paredes 1841

Santa-Anna (dictat.)1843

Herrera 1844

Paredes (opnieuw) 1846

Pedro-Anana 1847

Santa-Anna (3 maal) 1847

Herrera (opnieuw) 1848

Arista 1851

Santa-Anna(4 maal) 1853

Alvarez 1855

Comonfort 1855

Zuloaga (Januari) 1858

Juarez van Febr. 1858-67

Maximiliaan (keizer) 1864—1867

Juarez (opnieuw) 1867

2) hoofdstad der Mexicaansche republiek en van het bondsdistrict Mexico, in een dal tusschen het meer van Tezcuco en dat van Xochimilco, ter plaatse van het oude Tenochtitlan, dat 1325 gesticht werd door de Azteken; tijdens de verovering door Ferdinand Cortez (30 Aug. 1521) had M. 300,000 (volgens sommigen anderhalf millioen) luw. Gedurende de spaansche overheersching was M. bestendig de residentie der onderkoningen; 30 Nov. 1828 barstte te M. een verschrikkelijke opstand uit, waarvan honderden als slachtoffer vielen; 21 Juni 1867 werd M. door de Republikeinen heroverd; het telt thans omstr. 205,000 inw., en met onderhoorigheden (circa 5 vierk. mijl. grondgebied), waarmede M. het bondsdistrict M. vormt, omstr. 270,000 zielen.
3) stad in de n.-amerik. Unie, staat New-York, 29 mijlen ten W. N. W. van Albany; 5000 inw.