geb, te Calais, was bisschop van Lizieux en een gunsteling van Frankrijks koning Karel VII, door wiens zoon en opvolger Lodewijk XI hij echter gebannen werd. Uitgeweken naar Leuven, onderwees B. daar de regtsgeleerdheid, totdat paus Sixtus V hem benoemde tot aartsbisschop van Cæsarea en vicaris van David van Bourgondië, die bisschop was van Utrecht, in welke stad B. den 30 Dec. 1491 stierf.
Al het in zijnen tijd te Utrecht voorgevallene, werd door B. beschreven; in de Analecten van Matthaeus vindt men daarvan een uittreksel, loopende over 1481, 1482 en 1483.