Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Leuven

betekenis & definitie

fransch Louvain, lat. Lovanium, stad in de belgische prov.

Zuid-Braband, aan de llyle, 7 a 8 uren gaans beoosten Brussel; was in de 14e eeuw hoofdstad van geheel Braband, en beeft thans 31,000 inw.; de 1426 gestichte streng roomschkath. universiteit van L. gold in de 16e eeuw voor de voornaamste in geheel Europa, en telde toen over de 6000 studenten ; het bier van L. (Leuvensch bier) is vermaard. Ofschoon zeer oud, verschijnt L. eerst in de geschiedenis sedert den inval der Noormannen (884); niet slechts herhaalde malen door geweldige overstroomingen is L. geteisterd, maar ook door branden, door pest en door hongersnood. In oorlogstijden is L. verscheidene malen ingenomen en verwoest. Onder hel Fransche keizerrijk was L. eene arrondissementshoofdplaals van het dept. der Dyle. Later deel uitmakende van het koninkrijk der Nederlanden, was juist L. een der punten, waar de brandstof der belgische omwenteling ’t eerst aan het smeulen geraakte: het was namelijk eene groote ergernis voor velen, dat de leerstoelen aan de universiteit te L. bezet werden met mannen, wier beginselen niet. streng roomsch-kath. waren. Te L. eindigde in 1831 de Tiendaagsche veldtocht; want 15 Aug. bemachtigd, werd het reeds den volgenden dag weder ontruimd door de nederlandsche troepen, die toen. wegens de gewapende interventie van Frankrijk, den terugtocht aannamen.

< >