scheuring, de verdeeldheid, die in de Roomsche Kerk ontstaat zoodra er twee pausen te gelijk verkoren worden: zoo noemt men die van 1378 tot 1429 de Groote Scheuring, toen er al dien tijd twee pausen te gelijk waren (een te Avignon en een le Rome), die elkander wederkeerig in den ban deden.
In ruimeren zin verstaat men onder den naam S. iedere afwijking van eene orthodoxe Kerk, wegens verschil van zienswijze over de kerkelijke instellingen; betreft hdt verschil van meening de kerkelijke leerstellingen, dan heet de afwijking heresie, d. i. ketterij; vandaar dat de Roomsche Kerk de Protestanten ketters noemt, terwijl zij voor de niet-geüniêerde Grieken en Armeniërs den naam heeft van Schismatieken.
De voornaamste kerkelijke scheuringen, die in de Geschiedenis opgeteekend staan, zijn ;
1) het Schisma tusschen de Joden in 962 v. Chr. onder Salomon's zoon Rehaheatn, toen de twee koninkrijken Israël en Juda ontstonden
2) het S. waardoor de Grieksche Kerk zich zelfstandig verhief naast de lioomsche, begonnen door 1‘hotius (862) en bestendigd door den patriarch Cerularius (1053). Dit noemt men hel Ooslersche S.
3) het Groole Westersche S.; zie hoven.
4) het S. van Engeland, de stichting van de Anglicaansche Kerk (1534), waardoor de Engelschen van de gemeenschap met Rome aTgesneden werden onder Hendrik VIII.
5) het S. waardoor de Musulmannen gesplitst zijn in Sunnieten en Sjyieten (zie die twee namen), aangevangen hij den dood van Mahomed (632) en voortdurende tot op den lniidigen dag.