in het Arabisch Mohammed, stichter van de musulmansche godsdienst, geb. te Mekka omstr. 570 na Chr., behoorde tot den machtigen stam der Koraisjielen. Reeds op zijn 5e jaar verloor hij zijnen vader Abdallah, en werd grootgebracht bij zijnen oom Aboe-Taleb, vorst van Mekka, tot op 14-jarigen leeftijd, liet zich toen opnemen in eene karavaan, en nam deel aan den oorlog op de grenzen van Syrië.
In Mekka teruggekeerd, trouwde hij daar op 25-jarigen leeftijd eene rijke weduwe, genaamd Khadidzjab. Hij had zich reeds onderscheiden door zijn verstand en zijn ordelijk gedrag; maar sedert zijn huwelijk tot op zijn 40e jaar leidde hij een leven, geheel aan de afzondering en de studie gewijd, en in dat tijdperk kwam bij hem het plan tot rijpheid, om de godsdienst van zijn land te hervormen, er een eenigen God te doen aanbidden, en al de verschillende godsdiensten, die destijds Arabië verdeelden (inz. de afgodendienst, het sabeismus en het judaismus) tot één geheel te brengen. Hij begon zijne grootsche taak in 610. Hij beweerde, dat de aartsengel Gabriël hem verscheen, en hem de waarheden openbaarde, die hij aan het menschdom moest verkondigen. Na de bekeering van zijne familie en eenige vermogende vrienden, waaronder Ali, AboeBekr en Othrnan, die alle drie kalif geweest zijn, predikte hij in het openbaar, zich zelven profeet en afgezant van God noemende. Maar hij ondervond in Mekka een hevigen tegenstand, en zag zich in 622 genoodzaakt naar Yalreb te vluchten, in welke stad hij met opene armen ontvangen werd, en die dan ook den naam ontving van Medina (Medinel-al-Nabi) of stad van den Profeet. Van deze gebeurtenis af dagteekent de Mahomedaansche tijdrekening, genaamd de Hedzjiraof Vlucht. Mahomed zich vervolgd ziende, gaf bevel aan zijn aanhangers om door de kracht der wapenen het nieuwe geloof voort te planten. Hij zelf slaagde er in, verscheidene arabische stammen te onderwerpen, en in 630 maakte hij zich meester van Mekka, waar hij de afgodsbeelden vernielde. Hij was op het punt zijne veroveringen nog verder uit te strekken, toen hij, in 632, te Medina stierf, die taak overlatende aan zijne veldheeren, waaronder de beroemdste zijn: Aboe-Bekr, Khaled, Omar, Amroe, enz. Aboe-liekr volgde hem op, met den titel van kalif (stedehouder). De leerstellingen en voorschriften van het Mahomedaansch geloof zijn vervat in den Koran. De voornaamste leerstellige punten zjjn: de eenheid van God, de onsterfelijkheid der ziel, een paradijs met geheel zinnelijke geneugten, het laatste oordeel en de voorbeschikking; het noodlot, dat niet met de rechtvaardigheid van God overeen te brengen is, werd door M. in zijne leer opgenomen, om, door het inboezemen van verachting voor den dood, de veroveringzucht dienstbaar te maken aan zijne belangen. De geboden zijn: de besnijdenis, het gebed, het geven van aalmoezen, de wasschingen, het vasten (vooral gedurende het feest van Ramadan), de ofiëranden bij ettelijke plechtige gelegenheden, en de onthouding van wijn en alle geestrijke dranken. De veelwijverij is bij deze geheel zinnelijke godsdienst geoorloofd; men mag evenwel niet meer dan 4 wettige vrouwen hebben.