Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Juda

betekenis & definitie

1) twee verschillende personen in het geslachtregister van Jezus; Lucas 3; 26, 30.

2) vierde zoon van den aartsvader Jacob, door hem verwekt bij Lea, werd het hoofd van den stam Juda, den voornaamsten der 12 stammen Israels. Het gebied van den stam J. was gedeeltelijk gevormd uit het land der Jebusieten en uit dat der Hethieten; het strekte zich uit tusschen den stam Simeon ten W. en het Zoutmeer ten O., werd ten N. begrensd door den stam Benjamin en ten Z. door Arabié. De hoofdstad van den stam J. was Jeruzalem. Na de scheuring, door Jerobeam bewerkt, bleef de stam J. getrouw aan den zoon van Salomon.en werd de kern van het koningrijk Juda (zie het volgende art., n°. 2).