1) zevende sassanidische koning van Perzië, regeerde van 296 tot 303, versloeg Maximianus Galerius (301), maar werd weldra op zijne beurt verslagen, en zag zich genoodzaakt aan het Romeinsche rijk de vijf provinciën generzijds den Tigris af te staan.
2) beroemd gesnedene, geboortig uit Perzië, was kamerheer, vervolgens thesaurier, van den hyzantijnschen keizer Justinianus I, volbracht met den besten uitslag verscheidene diplomatieke zendingen, en werd 540 als veldoverste uitgezonden, om hulp te verleenen aan (of eigenlijk meer om het oog te houden op) Belisarius, in den oorlog tegen de Golhen. Veel droeg N. bij tot het ontzet van Rimini; doch door zich van Belisarius af te scheiden werd hij oorzaak, dat Milaan verloren werd. In 552 kwam bij andermaal naar Italië, met den titel van opperbevelhebber, en bevocht twee beslissende overwinningen (bij Tagina in 552 op Totila, en op diens opvolger Teja in 553 bij Nocera). Hij versloeg ook Leutharis of Lotharius, en Buceelinus, 2 aanvoerders der Germanen, die de Golhen te hulp waren gekomen. Na die krijgsbedrijven meester van het geheele schiereiland, met den titel van hertog van Italië (554), reorganiseerde hij dat landschap, herstelde er de orde, beurde de italiaansche steden op, doch maakte zich gehaat door zijne fiscale maatregelen. Op eene krenkende wijze teruggeroepen door Sophia, de gemalin van Justinus II, en Longinus benoemd ziende tot zijnen opvolger, wreekte bij zich daarover door de Longobarden naar Italië te roepen, doch stierf te Rome 507, ongeveer een jaar eer de Longobarilen Italië overweldigden.