(Wilhelm), duitsch dichter, geb. 7 Oct. 1794 te Dessau, onderwijzer aan de Geleerdenschool aldaar en hertogelijk bibliothecaris, gest. 1 Oct. 1827. Voornaamste werken: Gedichte aus den Unterlassenen Papieren eines reisenden Waldhornisten (2 dln. 1821 —24; 2e druk 1826); Lieder der Griechen 5 stukk., Dessau en Leipzig 1821—24; nieuwste druk Leipzig 1844).
(Friedrich Max), zoon van den vorige, geb. 6 Dcc. 1823 te Dessau, studeerde te Leipzig, Berlijn en Parijs, ging 1846 naar Engeland, werd daar 1850 aangesteld als professor te Oxford, en heeft zich doen kennen als een kundig taalgeleerde en uitstekend kenner van het Sanskrit. Van zijne werken verdienen vooral melding: de groote editie der •Rigveda” (3 dln. Oxford 1849—56; kleine editie dl. 1, Leipzig 1854—57); Suggestwns for the assislance of officers in learning the languages of the seat of war in the Easl (2e druk Londen 1855); History of ancient Indian literature (2e druk Londen 1860); Lectures on the Science of languages (Londen 1862; en in 't Duitsch vertaald door Böttiger, Bronswijk 1863). Wijders zijn hoogstverdienstelijk M.’s studiën over de zoogenaamde turanische talen, over de oud-indische philosophie en het Buddhismus.