Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Joas

betekenis & definitie

1) koning van Juda, was de jongste der zonen van koning Abazia, en de eenige, die door zijne tante gered werd, toen de ontaarde Athalia al hare kleinkinderen liet ombrengen, ten einde zelve den troon te kunnen beklimmen. Door den hoogepriester Jojada in den tempel opgevoed, was J. 7 jaren oud, toen Athalia van den troon gestooten, en hij als koning uitgeroepen werd (870 v.

Chr.). Zoo lang Jojada hem ter zijde stond regeerde J. verstandig ; doch na des hoogeprieslers dood verviel J. tot afgoderij, en deed den zoon van zijnen weldoener wreedaardiglijk ombiengen. Hij werd verslagen gen door Hazaël, en kort daarna door zijne eigene onderdanen gedood (851 v. Chr.). In het O. T. is hij vermeld II Kon. 11:2, 21; 12:1—20; 13: 1, 10; 14: 1—2.3; I Chron. 3: H ; II Chron. 22: 11; 24: 1—25; 25: 23,25.2) koning van Israël, zoon en opvolger van Joahaz, regeerde van 832 tot 817 v. Chr., behaalde eenige overwinningen op Benhadad, koning van Syrië, en versloeg Amazia, koning van Juda. Zie in liet 0. T.: II Kon. 13: 9—25; 14: 1—27; II Chron, 25: 17—25; Hosea 1:1; Amos 1:1.
3) de vader van Gideon; Richt. 6, 7 en 8.
4) zoon van Achab; I Kon. 20: 26; II Chr.I8: 25.
5) een afstammeling van Juda; I Chron. 4: 22.
6) een kleinzoon van Benjamin; I Chron. 7: 8.
7) een van David’s helden; I Chron. 12:3.
8) David's schatmeester over de olie; I Chron. 27: 28.

< >