of Joathan, onder dezen naam wordt in het geslachtregister van Jezus (Matth. 1: 9) als zoon van Ozias vermeld de overal in het 0. T.
Jotham genoemde koning van Juda, die reeds als rijksbestuurder het bewind voerde bij het leven van zijnen vader Azaria (Ozias), daar deze met melaatschheid bezocht was. Toen zijn vader stierf (752 T. Chr.) volgde J. hem als koning op, en regeerde tot 737 v. Cbr. Onder J.’s regeering werd aan de dienst van Jehovah vastgehouden ; de Ammonieten en de Syriérs leden gevoelige nederlagen; en Jeruzalem werd door J. versterkt. Hij wordt in het O. T. vermeld: II Kon. 15: 5—38; 16: 1; I Chron. 3: 12; 5: 17; II Chron. 26: 21,23 (hier en bij Jezaia en Hosea heet J.’s vader Uzzia); 27:1,6,7,9; Jezaia 1 : 1 ; 7: 1 ; Hosea 1:1; Micha 1:1.