1) eene koningin, befaamd door hare wreedheden, dochter van Achab, den koning van Israël, en diens gemalin Jezabel, trouwde met Joram koning van Juda. wien zij Ahazia (Achasia) baarde. Na den dood van haren man, en van haren zoon, die door Jehu werd vermoord, liet zij al de prinsen, die nog uit den huize David’s in leven waren, ombrengen, en baande zich zoodoende den weg tot den troon (879 v.
Chr.). Intusschen was Joas, de jongste zoon van Achasia, aan denalgemeenenprinsenmoord ontkomen, en werd zes jaren verborgen gehouden in den tempel door den hoogepriester, die hem toen voor de priesters en leviten tot koning uitriep; in de opschudding, daardoor veroorzaakt, verloor Athalia, die kwam aansnellen om de krooning te beletten, het leven. Te Jeruzalem had A. deBaalsdienst ingevoerd.2) een der nakomelingen van Benjamin; I Chron. 8 : 26.
3) vader van den met Ezra uit de babylonische gevangenschap wedergekeerden Jesaja; Ezra 8 : 7.