1 ) J., of Joad, hoogepriester der Joden, redde met behulp van Josabalh den jongen prins Joas voor de bloeddorstigheid der ontaarde moeder, koningin Athalia, en bracht hem eenige jaren later (870 v. Chr.) op den troon; II Kon. 11: 4 en v.; 12: 2—9; II Chron 22: 11 ; 23: 1 en v.; 24: 2 en v.; Jerem. 29: 26.
2) raadsheer van David, was een zoon van Benaja; I Chron. 27: 34.
3) een der opbouwers van den muur te Jeruzalem ; Neh. 3:6.
4) een hoogepriester ten tijde van Nehemia ; Neh. 12: 10, 11,22; 13:28.