Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Ezonstad

betekenis & definitie

oorspronkelijk Waerden genaamd, voormalige stad in de nederl. prov. Friesland, tusschen de Lauwerzee en den mond van de Zuider-Ee, waar thans nog de buurtschap Ezumburen en de sluis Ezumazijl liggen, aan de oostkust der grietenij Oost-Dongeradeel; vermoedelijk gesticht op last van den frieschen hertog Odebald, die in 335 het bewind voerde over Friesland.

In het jaar 800 vertoonden zich aldaar twee groote visschen (in de oude kronijken walvisschen genoemd) een van 38, en de andere 29 voet lang; door eene geweldige persing van het water op het strand geworpen zijnde, bleven zij bij het afloopen van den vloed op het drooge zitten. In het laatst van 805, op St.-Thomasdag, werd Friesland geteisterd door een geweldigen watervloed, waardoor veel vee verdronk en onnoemelijk veel schade aangericht werd; te E. werden de wallen weggespoeld, 35 huizen stortten in, en over de 500 menschen verloren daarbij te E. alleen het leven. In 808 kwamen de Noormannen onverwacht de Lauwerzee op, overvielen E. en verbrandden de geheele stad op 24 huizen na, die stevig genoeg gebouwd waren om aan de vlammen weerstand te kunnen bieden. Om voor deze euveldaad wederwraak te nemen, deden die van Stavoren eenen inval in Jutland en Denemarken, van waar zij met eenen grooten buit terugkeerden. Door al deze rampen was E. aanmerkelijk in aanzien en macht verminderd; desniettemin vindt men nog in 958 gewag van E. gemaakt als van eene machtige stad, die echter door latere watervloeden geheel zal zijn weggespoeld. In 1422 stond op de plaats van E. nog slechts een groot kasteel, omringd door wallen en grachten (waarschijnlijk in 1398 gesticht door hertog Albrecht van Beieren); een aantal Schieringer vrijbuiters en zeeschuimers hadden zich daar genesteld ; doch zc werden later door de Vetkoopers, bijgestaan door de Lubeckers en Hamburgers, gedood of verdreven, waarna de sterkte werd gesloopt.

< >