Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Dominicaner-kloosters

betekenis & definitie

of Predikheeren-kloosters, bestonden er vroeger in ons land verscheidene:

1) te Dordrecht, ook wel Jacobitenklooster genoemd, in de Vischstraat, gesticht 1509.
2) te Groningen, ook gen. Jacobiter-kl.; gesticht 1308, geseculariseerd 1594.
3) te Leeuwarden, een nonnenklooster. Zie n° 8 Catharina-klooster.
4) te Leeuwarden, een monnikenklooster, ook gen. Predicaren- of Jacobijnen-klooster, gesticht omstr. 1245, met een gedeelte der stad afgebrand 1392, en eerst 1487 weder opgebouwd, was gelegen benoorden de tegenwoordige Groote (destijds Jacobijner-) kerk.
5) te Luxemburg, aan den voet van het kasteel, gesticht 1292, door de Franschen verwoest 1543.
6) te Maastricht, aan de Groote straat, gesticht 1230, opgeheven 1794; in de kerk van dit klooster werd 1485 het lijk begraven van het Wilde Zwijn der Ardennen (le Sanglierdes Ardennes), gelijk de befaamde Willem de la Marck bijgenaamd werd.
7) te Utrecht, ook wel Jacobiten-klooster genaamd, in de Jacobijnenstraat, gesticht in de 12e eeuw, zeer beschadigd door brand 1372; in 1579 werden de monniken uit Utrecht gebannen, omdat ze aanleiding gegeven hadden tot een volksoproer.
8) te Winsum, prov. Groningen, gesticht 1275, in 1568 opgeheven en vereenigd met het klooster te Groningen, was echter nog door Dominicaner-monniken bewoond in 1580, toen het doordebelegeraars van Groningen geplunderd en verwoest werd.
9) te Zwolle; in de wandeling werd dit klooster Ten treuren, d. i. van de Broeders, genoemd; het was gesticht 1465.

< >