Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Dominicanen

betekenis & definitie

1) bewoners van San-Domingo.

2) D., of Predikheeren (Fratres pnedicatores), de leden eener monnik-orde, gesticht te Toulouse 1215 door den heiligen Dominicus, en in het zelfde jaar goedgekeurd door paus Innocentius III, had ten doei de evangeiie-prediking ter bekeering van ketters. In 1219 nam de orde der D. van de Karlhuizers de witte pij met zwarten mantel en zwarten kap, en 1220 de gelofte van armoede aan. De stichLer (in 1234 heilig verklaard door Gregorius IX; kerkelijke gedenkdag 4 Aug.) was 1170 te Calarvejo in Oud-Castiiie geboren, en heette eigenlijk Domingo de Guzraan; hij was aartsdeken te Osma in Castilie, toen hij met zijnen bisschop, Diego de Azebes, 1205 naar het zuiden van Frankrijk kwam, om de Atbigenzen tot de roomsche Kerk terug te brengen. Reeds m het volgende jaar (1206) stichtte hij eene geestelijke zusterschap (Dominicanerinnen)', hij stierf te Bologna 1221. De D. verkregen het recht om overal biecht te hooren en te prediken, ze namen theologische leerstoelen in aan de universiteiten, en verbreidden zich door geheel Europa. Azië, Afrika en Amerika. In Engeland droegen zij den naam van Zwarte Broeders. In Frankrijk, waar men hen Jacobijnen of Jacobiten noemde (naarde St.-Jacob-strnat te Parijs, waar ze hun eerste gesticht hadden), werd de orde der D. 1790 opgeheven; doch door pater Lacordaire zijn ze in onzen tijd weder in Fraukrijk gekomen. Sedert 1232 was de orde der D. ook met de macht der Inquisitie bekleed. Deze orde heeft verscheidene pausen en beroemde personen opgeleverd, o. a. de heilige Thomas Aquinas, Albertus Magnus (Albertus Teutonicus), Cajetanus, Dominicus Soto, enz. Tegenwoordig heeft men D. voornamelijk in Sardinië, Sicilië, Hongarije, Zwitserland en Amerika ; en ettelijke Dominicanerinnen-kloosters in Italië, Frankrijk, België, Hongarijë, Beieren en Amerika.