Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Dordrecht

betekenis & definitie

in de wandeling doorgaans kortweg Dordt genoemd, Int. Dordracum, stad in de nederl. prov.

Zuid-Holland, op een eiland (zie het volgende artikel) in de .Maas, ruim 3 uren gaans bezuidoosten Rotterdam, en 4 uren gaans bewesten Gorinchem. Aan dc zuidzijde vertoont D. zich als eene landstad; ten N. W., ten N., ten N. O. en ten O. wordt D. bespoelcl door de Mervvede. In 994 geslicht, is D. een der oudste en tevens rijkste steden van ons land, met 22,000 inw., een prachtig (1339 gebouwd) raadhuis, en goede haven; in de middeleeuwen was D. dan ook de hloeiendste en gewichtigste koopstad van Holland. Vooral vermaard is D. geworden door de zoogenaamde Dordlsche Synode, d. i. de befaamde prolestanlsche kerkvergadering, die aldaar in 1618 en 1619 werd gehouden, en waarbij de leerstellingen der Remonstranten werden veroordeeld. Reeds vroeger (Juni 1578) was te D. eene protestantsche kerkvergadering gehouden, onder presidium van den beruchten Petrus Dathenus. De eerste hollaudsche graven schijnen dikwijls verblijf gehouden te hebben te D.; in de 11e en 12e eeuw hadden zij daar hun hof (zie ook DIRK IV); in de 13e eeuw, onder de regeering van graaf Willem I, tijdens den oorlog tusschen de Zeeuwen en Kennemers, werd D. doorde Utrechtschen belegerd, ingenomen en in brand gestoken (1240). Tien jaren vroeger (1230) was men begonnen D. aan de landzijde te bemuren, welke versterking eerst in 1647 voltooid werd. In 1323 was D. de verzamelplaats der Hollanders en anderen, die van hier scheep gingen naar Engeland, om Edward II den troon te doen inruimen aan Edward III. Iu de twisten der Hoekschen en Kabeijauwschen schaarde D. zich aan de zijde nu eens der eene, dan weder der andere partij (zie verder hieronder). In 1338 hielpen de Dordtenaars hertog Albrecht de stad Delft winnen, en namen de kettingen der stadspoorten aldaar mede, en hingen die als zegeteekenen aan de poorten van D. (het had cr twaalf, 5 aan de land- en 7 aan de rivierzijde). In 1418 werd hertog Jan van Beieren te D. ingehuldigd, waarop de stad door Jan IV, hertog van Braband en echtgenoot van Vrouwe Jacoba, belegerd werd ; doch hij zag zich weldra genoodzaakt het beleg op te breken. In en na 1468 hadden er nog herhaalde twisten plaats tusschen de Hoekschen en Kabeijauwschen over de inhuldiging van hertog Karel den Stoute, welke intusschen niet kon worden tegengehouden; doch na des hertogs dood (1477) sloten de twee partijen een zoogenaamden eeuwigen vrede met elkander, die echter slechts van korten duur was; de Kabeijauwschen weken heimelijk de stad uit, en de Hoekschen bleven er meester. Doch reeds in 1480 wisten de uitgewekene Kabeijauwschen, bijgestaan door Heer Jan van Egmond, de stad te bemachtigen, en de aanzienlijkste Hoekschen werden nu in den kerker geworpen, en gedurende tien jaren werden er van tijd tot tijd verscheidene Hoekschen op het schavot onthoofd. De weldra in ons land veldwinnende Kerkhervorming ontmoette aanvankelijk zeer veel tegenstand te D., waar de bloedplakkaten zoo streng gehandhaafd werden, dat er zelfs nog in 1569 verscheidene menschen wegens ketterij werden verbrand. Omstreeks drie maanden na de inname van den Brie! door de Watergeuzen (1572) maakten deze zich ook van D. meester, dat sedert niet meer in de handen der Spanjaarden is geweest. De onlusten, welke Holland in 1672 beroerden, wegens de verheffing van prins Willem lil, namen te D. eenen .aanvang. Het gemeen, op de De Witten gebeten, omdat die ’sprinsen verheffing tot stadhouder tegenwerkten, vernielde het portret van C. de Wit (zie het art. BAAN) en rustte niet, voordat de prins werkelijk door den raad van D. als stadhouder erkend was (29 Juni 1672). Bij den inval der Druisen in ons land (1787) had de hertog van Brunswijk het vooral gemunt op D., dat de hoofdzetel was der Patriotten; om van plundering verschoond te blijven, gaf 1). zich echter (18 Sepl. 1787) bij verdrag over. In 1793 reeds waren de Franschen bezig het beleg voor D. op te slaan, doch zagen zich toen door het verkceren der oorlogskansen genoodzaakt af te trekken; in het volgende jaar echter hervaüeden zij hun voornemen onder voor hen gunstiger omstandigheden, en 19 Jan. 1795 trokken zij D. binnen. In Nov. 1813 was D. een der eerste steden van ons land, waar het »Oranjehoven” werd; wel werden de Franschen er nog weder een oogenblik meester, doch trokken in allerijl af, toen de vrijwilligers uit Rotterdam in aantocht waren om de stad te ontzetten. Nog tweemaal (24 en 30 Nov.) deden de Franschen een krachligeii aanval op D. om het te herwinnen, doch hel mocht hun niet gelukken. Onder de bijzondere rampen, die in den loop der eeuwen de stad 1). trollen, merken wij op den feilen brand in 1457, waardoor ruim 600 huizen eene prooi der vlammen werden; de pest van 1637, waaraan te D. in twee maanden tijds 3533 menschen stierven. In 1825 (4 Febr.) leed D. veel schade door den watervloed, die echter, hoezeer bijna de geheele stad onderliep, in geen vergelijking komt bij den grooten vloed van 18 Nov. 1421, waardoor D. van het vasteland was afgescheurd (zie het volgende art.). Ook als geboorteplaats van vele beroemde mannen verdient D. afzonderlijke melding. Allereerst noemen wij de gebroeders Johan en Cornelis de Wit, dan de twee gouverncurs-generaa! van nederl. Indië Jacques Specx en Mattheus de Haan, de dichters Jeremias de Decker en Jan Immerzeel; kortom, in alle vakken van wetenschapen kunst heeft D. voorname personen voortgebracht; alleen willen wij nog als te D. geboren vermelden den door zijne zonderlinge sermoenen zoo bekenden franciscaner monnik Broer Cornelis fzie ADRIAANSZ.).

< >