1) stiefbroeder van Constantijn den Groote, zoon van Constantius Chiorus en Theodora (was niet, zooals sommigen meenen, de zelfde persoon als Hannibalianus; dit was een broeder van D.); ü. stierf vóór Constantijn, die hem tot censor verbeven had.
2) zoon van den vorige, bad groote begaafdheden des geestes, en werd in 335 door Constantijn den Groote tot cesar benoemd. Hij onderdrukte den opstand op Cyprus, ontving van Constantijn bij de deeling des rijks de thracische landen, en verloor na diens dood, in eenen soldatenopstand, het leven.