Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Constantius

betekenis & definitie

I, bijgenaamd Chlorus, d. i. de Bleeke (voluit Flavius Valerius Constantius), romeinsch keizer, was een zoon van Eutropius en van eene dochter van keizer Claudius II. Hij werd door de beide keizers Diocletiaan en Maximianus tot een der cesars benoemd, daar men begreep, dat bij de vele vijanden, die het rijk tegen zich had, één “cesar" niet genoeg zoude zijn.

Reeds onder vroegere keizers had C. met lof gediend; reeds Carus had hem willen adopteren; hij ontving Gallië, Spanje en Brilannië, en kort daarna scheidde hij, op aandrang van Diocletiaan, wettig van zijne vrouw Helena (bij wie hij den zoon had, die later Conslantijn de Groote werd), en trad in den echt met Theodora, de dochter van keizer Maximianus. Hij sloot voorloopig vrede met Carausius, die zich in Britannië vasten voet had verzekerd (289), rustte zich echter in 292 ten strijde tegen hem, versloeg de Franken, verzekerde Gallië voor Rome's gezag, en was op het punt om naar Britannië over te steken, toen hij de tijding ontving, dat Carausius vermoord was (293), en dat de moordenaar, Allectus, hem was opgevolgd. Tegen dezen toog C. nu ten strijde, en bragt het eiland weder tot onderwerping (296). In 297 overwon hij de in Gallië gevallene Alemannen. En toen Diocletiaan (305) afstand deed van de regering, en Maximianus aftrad met hem, werden C. en Galerius in hunne plaats »augustus”; C., als oudste in jaren, was dus ook de eerste in rang, doch hij stierf reeds in 306 te Eboracum (York), op eenen veldlogt tegen de Pieten, die eenen inval waren komen doen in Britannië. Ofschoon Heiden gebleven, was C. het Christendom geenszins vijandig; eer hij stierf benoemde hij zijnen zoon Constantijn (later bijgenaamd -tje Groote) tot cesar.II, tweede zoon van Constantijn den Groote, was geb. 15 Aug. 517, werd reeds in 324 cesar, trad in den echt 336, en bevond zich bij den dood zijns vaders (337) in het Oosten. Bij de deeling des rijks tusschen hem en zijne broeders Constantijn 11 en Constans, bekwam C. Egypte en Azië, en bevestigde zijn gezag, door een aantal bloedverwanten te doen vermoorden. Met de Perzen had hij eenen oorlog, die hem veel moeijelijkheden baarde; hij leverde hun verscheidene veldslagen, waaronder vooral die bij Singara (348), in welke C. overwinnaar bleef. Door reeds sedert zijn twintigste jaar het hoogste gezag uit te oefenen, was zijn gemoed meer en meer hardvochtig geworden ; en toen zich in 350 verscheidene usurpators opwierpen, schoof hij den eenen, namelijk Vetranio (gehuwd met C.’s zuster Constanlia), ter zijde; en den anderen, Magnentius, overwon hij in den bloedigen slag bij Mursa aan den Donau. Hij veroverde Pannonië; en Rome, dat verbitterd was over de wreedheden van Magnentius, onderwierp zich aan C., die nu meester was van het gansche rijk. Magnentius maakte daarop te Lugdunum een einde aan zijn leven door een zelfmoord. Doch C. maakte zich al spoedig door zijne wraakoefeningen en wreedheden zoo gehaat, dat de troepen Julianus als keizer uitriepen in zijne plaats. Nu rukte C. tegen dezen op; doch op dezen veldlogt stierf hij (361) te Mopsucrene in Cilicië aan den voet van het Taurus-gebergte; waarop Julianus algemeen als keizer werd erkend. In weerwil van zijne meer dan gewone verstandelijke beschaving, en van zijne verdere goede hoedanigheden, was C. een zwak en wantrouwig vorst, op wien behendige vleijers veel vermogten; ook als veldheer was hij geenszins een talent, hoezeer het geluk hem bijzonder begunstigde in zijne ondernemingen.

< >