(Marcus Eliëzer),natuurkundige,geb. uit joodsche ouders 1723 te Anspach, gest.6 Aug.1799 te Berlijn, waar hij practiserend geneesheer was. Klassiek is zijne Allgemeine Naturgeschichte der Fische (12 dln., Berlijn 1782 - 95, met 432 gekl. platen).
(Maurits), hongaarsch taalgeleerde, uit joodsche ouders geb. 1815teTernova,studeerdetePestk, hield zich 1839 te Parijs bezig met oostersche studiën, schreef voor de emancipatie der Joden het vlugschrift A szidókról (Peslh 1840); om de Joden te magyarizeren, begon hij eene hongaarsche vertaling van den Bijbel, waarvan de 5 boeken Mosis,alsmede het boek Jozua, verschenen zijn (Peslh 1840 - 43). In 1843 ging hij in Duitschland tot het Protestantismus over, studeerde in Tübingen een jaar theologie, werd 1844 als prof. beroepen aan het evang. lyceum te Szarvas, waar hij werkzaam was tot aan de omwenteling, gedurende welke hij de betrekkiug bekleedde van secretarisbij het ministerie van oorlog. Melding verdienen vooral zijne Ausführliche theoretisch-praktische Grammatik der ungarischen Sprache (Pesth 1845; 3e druk 1850), benevens de bloemlezing A' magyar nyelv’ szepségei (1847) en zijn Vollständiges Wörterbuch der Ungar, unddcatschen Sprache (1843 - 44; 2e druk 1848), waarbij een Ergänzungsworterbuch (1816).