Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Beijeren

betekenis & definitie

duitsch Baiern of Bayern, fransch Bavière, het oude Noricum, later Boiaria of Bajuvaria, met de hoofdstad Munchen, is de derde in rang onder de staten van den Duitschen Bond, was eertijds een hertogdom, later een keurvorstendom, en is sedert den pressburger vrede (1805) erkend als een koningrijk. Het bestaat uit twee deelen, die van elkander zijn gescheiden door Hessen-Darmstadt, Baden en den Rijn; het oostelijk of Donau-gedeelte, zijnde verreweg het grootste, grenst ten Z.aanTirol en het meer van Constants, ten O. aan Saltzburg, Oostenrijk boven de Enns en Bohemen, ten N. aan het koningrijk Saksen, aan Reuss, Weimar, Coburg, Meiningen en Hessen-Cassel, ten W. aan HessenDarmstadt, Baden en Wurlemberg; het westelijk of Rijn-gedeelte, zijnde de Palts, grenst ten N. aan Hessen-Darmstadt, ten O. aan Baden, ten Z. aan Frankrijk, ten W. aan Rijnpruisen, Meissenheim en Birkenfeld.

Het koningr. B. is ingedeeld in SKreise (arrondissementen, of regerings-districten), die van 1817 tot 1837 waren : iser (hoofdplaats Munchen), Beneden-Donau (hpl. Passau), Regen (hpl. Regensbnrg), Boven-Main (hpl. Bayreuth), Beneden-Main (hpl. Wurtzburg)), Rezat (hoofdplaats Anspach), Boven-Donau (hpl. Augsburg), Rijn (hpl. Spiers). Sedert 1837 zijn die Kreise met hare hoofdplaatsen de volgende:Ober-Baiern (Munchen), Nieder-Baiern (Passau), Zwaben en Neuburg (Augsburg), Opperpalts (Regensburg),Mittelfranken (Anspach),Oberfranken (Bayreuth), Unterfranken (Wurtzburg), Rijnpalts (Spiers). Het koningrijk B. beslaat 1387) vierk. mijl., en bij de telling in 1858 bedroeg de bevolking 4,615,748 zielen,waarvan ruim tweederdenRoomschkatholieken, een vierde Lutheranen en 60,000 Joden. Volgens de opgaven van Bluntschli vindt men in B. 203 steden en 417 marktvlekken, 22,383 dorpen en gehuchten, 21,584 woest liggende stukken gronds.— Nagenoeg de helft van B. is bergland. In het zuiden van het Donau-gedeelte heeft men vertakkingen van den Arlberg en van de Norische alpen; in het oosten vormt het Böhmerwatd, en in het noordoosten het Ertsgebergte en het Fichtelgebergte de natuurlijke grensscheiding; terwijl het van het zuidwesten tot aan de rivier Altmühl doorsneden wordt door een tak van de zwabische alpen. Rijn-Beijeren wordt in het midden doorsneden door eene keten der Vogescn. De rivieren zijn : de Donau, die het van het westen naar het oosten doorstroomt, en die in zichopneemt; regts de Hier, Lech, Isar en Inn, links de Wernitz, Altmühl, Raab en Regen; de door den Rooden en Witten Main beneden Baireulh gevormde Main ontvangt regts : de Rodach, Itz en Saaie, links: de Regnitz. Het stroomgebied van Elbe, Wezer en Rijn loopt slechts over een klein gedeelte van den beijerschen grond. Het meer van Constants komt met B. slechts even in aanraking bij Lindau; onder de overige meren in B. zijn de voornaamste : het Ammermeer, het Würmmeer, het Segermeer en het Chiemmeer. Het klimaat is over het geheel gematigd en gezond; in de bergstreken en hooglanden eene zuivere, maar nog al gure lucht; in de Donau-landen en Main-vlakten is de lucht het zachtst. De grond bevat vele mijnen en steengroeveu, en brengt met groote vruchtbaarheid granen, groenten, fruit, wijn, vlas en hennep voort. In het noorden vindt men uitgestrekle vlakten en schoone bosschen, veel jagtwild, en veel vee, bijen en pluimgedierte. Eene drukke nijverheid en levendigen handel. Het onderwijs staat er op eenen behoorlijken trap van ontwikkeling; B. bezit drie hoogescholen, die van Munchen, Erlangen en Wurtzburg; vroeger bestond te Landshut eene universiteit, die echter in 1827 naar Munchen werd verplaatst. De bibliotheek van Munchen is, na die van Parijs,de grootste op de gansche wereld.Wat de geschiedenis van B. aangaat, kunnen wij in korte trekken aldus zamenvatten. Ten tijde van Cesar schijnt het land, dat tegenw. B. heet, nog woest te hebben gelegen; doch onder Augustus zien wij het reeds vermeld als eene romeinsche provincie, onderdenamen van Vindelicië en Noricum. In de 5e eeuw strekten de Bojen ofBojoaren'(£o", Boioarii), die uit Bobemen waren gekomen, hunne bezittingen tot westelijk Noricum uit; deze nieuwe veroveraars werden ten tijde van Dagobert (630—660) op hunne beurt ten onder gebragt door de austrazische Franken. In dat tijdperk werd B. geregeerd door hertogen uit het geslacht der Agiloltingen, welks stamheer Agilolf regeerde omstr. 53O. De agilolfingische hertogen gingen voort B. te regeren in den naam der frankische koningen, totdat hertog Odilo II in 743zelf den titel van koning aannam en zich aan het oppergezag van Karel Martel, zijnen schoonvader, poogde te onttrekken, hetgeen hem echter niet mogt gelukken. Zijn opvolger Thassillo (748—-788) volgde zijn voorbeeld ; den eed van getrouwheid, door hem aan Pepijn gezworen, schond hij, en sloot een verbond tegen Karel den Groote,eerst metDiderik,koning der Lombarden, en met den hertog van _Aquitanië, en later met de Avaren; maar door den koning der Franken overwonnen en gevangen genomen, ging hij (788) zijne overige dagen doorbrengen in een klooster. Karel de Gr. liet aan B. den rang van hertogdom behouden, en stelde Gerold, graaf van Zwaben, tol stadhouder over B. aan. Lodewijk de Zachtmoedige verhief het 814 tot een koningrijk, en gaf het aan zijnen zoon Lotharius, die het 817 afstond aan Lodewijk den Duitscher. Het koningrijkB. bevatte toen, behalve het eigentlijke Beijeren,Carinthiê(Karnthen), Carniole (de Krain),)Istrië, Friuli (Frioul), het oude Pannonië, Moravië en Bohemen. Toen in 912 de dynastie der Carlovingers met Lodewijk het Kind uitgestorven was, kozen de Beijeren graaf Arnolf, den zoon van Luitpold, tot hun hoofd; deze nam den titel aan van hertog, en is in de geschiedenis bekend als Arnolf de Slechte. Na zijnen dood (937) ging het hertogdom over in verschillende huizen; het werd eerst (947—1004) geregeerd door hertogen uit het huis van Saksen, toen (1004—1070) door hertogen uit het huis van Franconië of Frankenland, vervolgens (1070—1139) door de Guelphen of Welfenuit het huis van Este, en sedert 1139 door oostenrijksclie hertogen, totdat het 1180 in handen viel van Otto van Wittelsbach, paltsgraaf van Beijeren, zijnde een afstammeling van Arnolf, en de stamheer der tegenwoordige dynastie. Reeds vroeger echter had het voorheen tot B. behoord hebbende Carinthië zich daarvan afgescheiden ; het zelfde was ook het geval met Tirol. Otto's zoon, Lodewijk I (vermoord 1231) kwam in het bezit van den Rijnpalts. Zijne kleinzonen Lodewijk en Hendrik deelden zijn rijk : de eerste bekwam Opper-Beijeren, de laatste NederBeijeren. Lodewijk III, bijgenaamd -de Beijer", zoon van Lodewijk II, bragt 1312 Opper- en Neder-B. weer toteen geheel en werd 1313 tot keizer gekroond. Lodewijk III gaf eene aanzienlijke uitbreiding aan zijn grondgebied; en toen hij 1347 stierf, bezat hij (behalve Beijeren) Brandenburg, Holland, Zeeland, Tirol, enz. De zonen van Lodewijk deelden die gewesten en vormden een aantal takken, die echter spoedig uitstierven, zoodat Albrecht II (van den tak van Munchen) in 1507 wederom van B. één geheel maakte, den Keurpalts alleen daarvan uitgezonderd. Van toen af, dus sedert het begin der 16e eeuw, trad het regerende stamhuis van B., naast den keizer, aan het hoofd der roomsch-katholieke rijken van Duitschland, en had de dubbele staatkunde te betrachten, zoomin de protestantsche oppositie als den keizer te magtig te laten worden. In die rigting onderscheidde zich voornamelijk Maximiliaanl, die ook in denDerligjarigen oorlog door keizer Ferdinand II tot keurvorst verheven werd (1023), welke waardigheid hij in zijn geslacht erfelijk maakte; in 1648, bij den Westfaalschen vrede, werd hij in die waardigheid bestendigd. Zijn kleinzoon Maximiliaan Emmanuel sloot zich in den spaanschen erfopvolgingsoorlog aan Frankrijk aan, en werd deswege na den slag bij Hochstedt (1704) in den rijksban gedaan; doch na den vrede van Baden (1714) werd hij in zijne regten hersteld. Zijn zoon Karel Albrecht, die hem opvolgde, beweerde krachtens oude traktaten geregtigd te te zijn tot den oostenrijkschen troon, weshalve hij het erfregt aan Maria Theresia betwistte; hij veroverde geheel Oostenrijk, liet zich 1742 te Frankfort kroonen als roomsch keizer, onder den naam van Karel VII; maar vervolgens overwonnen door de oostenrijksche troepen, zag hij zich niet alleen genoodzaakt het keizerrijk weder op te geven, maar verloor zelfs zijn eigen land B. aan Frans van Lotharingen ; hij mogt het einde van den oorlog niet beleven, en stierf 1745. Zijn zoon Maximiliaan Jozef kwam eerst door den vrede van Füssen (22 April 1755) weder in het bezit van B., dat na zijnen dood (30 Dec. 1777) overging aan Karel Theodoor, keurvorst van den Palts. Deze, zelf geen kinderen hebkende,liet zich door Oostenrijk overhalen tot een traktaat, krachtens hetwelk B. aan Oostenrijk zou worden afgestaan, hetgeen echter door Fredenk II van Pruisen in den beijerschen erfopvolgingsoorlog verhinderd werd. Alleen het kwartier van de Inn, met Braunau, kwam bij den vrede van Teschen (13 Mrt. 1779) aan Oostenrijk. Een later plan van keizer Jozef II, om eene ruiling van B. tegen de oostenrijksche Nederlanden tot stand te brengen, werd verijdeld door den tegenstand van den hertog van Tweebruggen, die andermaal Pruisen ondersteunde bij het oprigten van eenen vorstenbond (1784). De vervolging der llluminaten had plaats onder de regering van dezen Karel Theodoor, die 16 Febr. 1799 stierf en als keurvorst opgevolgd werd door zijn neef Maximiliaan Jozef van Tweebruggen. In de oorlogen der fransche omwenteling had B. veel te lijden; het was echter voor Frankrijk een trouwe bondgenoot; Napoleon schonk het eene aanmerkelijke vergrooting van grondgebied, en 1806 werd B. tot een koningrijk verheven, terwijl de dochter van den totkoning verheven keurvorst in het huwelijk trad met Eugenius Beauharnais, Napoleons stiefzoon, die tot onderkoning werd benoemd. Door den oorlog van 1809 bekwam B. nog meer aanwas van grondgebied. In 1813 evenwel, nadat Maximiliaan Jozef het in Rusland vernielde fransche leger met inspanning van alle krachten had aangevuld, sloot hij het jegens keizer Napoleon verraderlijke traktaat vanRied (8Oct.) waarbij hij de zijde van Frankrijk verliet en zich aan de geallieerden aansloot, die dit zijn verraad beloonden door zijnen koningstitel te erkennen en hem de onafhankelijkheid van B. te waarborgen. De beijersche armee leverde nu onder generaal Wrede aan de Franschen slag bij Hanau — den laatsten veldslag der Franschen op duitsch grondgebied. Krachtens den vrede van Parijs moest B. verscheidene veroveringen teruggeven aan Oostenrijk, doch werd daarvoor schadeloos gesteld met grondgebied aan den Rijn (14 April 1816). Nadat koning Max.-Jozef 5 Junij 1817 een concordaat had gesloten met den paus, schonk hij 26 Mei 1818 aan zijn land eene constitutionele staatsregeling, waarbij het erfelijk koningschap in de mannelijke linie en de volksvertegenwoordiging in twee kamers ten grondslag liggen. Over het geheel was koning Max.-Jozef in hooge mate populair; hij stierf 13 Oct. 1825 en wrerd opgevolgd door zijnen zoon Lodewijk I, onder wiens regering een tot dus verre ongekende geest van orde en zuinigheid in het rijksbeheer merkbaar werd en de schoone kunsten tot een hoogen bloei werden aangemoedigd.De tweede zoon van LodewijkI werd 1833 onder den naam van Otlo I op den griekschen troon verheven, en door beijerschetroepen derwaarts vergezeld (zijn koningschap duurdeslechtstotl862; zie OTTO). De twee laatste regeringsjaren van koning Lodewijk I zijn echter bezoedeld door zijnen dwazen hartstogt voor de danseres Lola Montez (zie dat woord), die door hem tot gravinLandsfeld verheven en derwijze met gunsten overladen werd, dat het gansche volk zich er over ergerde, en tot misnoegde demonstratiën oversloeg, die 1848 doorde Februarijomwenteling een staatkundig karakter aannamen, zoo dreigend, dat de koning 20 Maart 1848 afstand deed van den troon en opgevolgd werd door zijn oudsten zoon, Maximiliaan II.

Hier volgt eene volledige lijst der beijersche vorsten.

1. Agilolfingische hert.

Agilolf. . Gestorven 530

Caribald I 595

Thassillo J 609

Caribald II 640

Theodoor I 680

Theodoor II 717

Theodobert en Grimoald 724

Hubrecht 737

Odilo 748

Thassillo II 788

2. Frankische koningen.

Karel de Groote 788-814

Lodew. En Lotharius 817

Lodewijk de Duitscher 876

Carloman 880

Lodewijk lil 882

Karel de Dikke . . . 887

Arnolf van Carinthiê 899

Lodew. IV het Kind 912

3. Beijersche hertogen

Arnolf de Slechte 912-937

Eberhard 938

Berthold 947

4. Hertogen van Saksen en Frankenland

Hendrik I . . . 947-956

Hendrik II de Twistzieke 956-967 en 985-995

Otto l van Zwaben 982

Hendrik III .... 995

Hendrik IV . . . 1004

Hendrik V 1026

Hendrik VI .... 1039

Hendrik VII ... . 1047

Koenraad I v. Zutph.1053

Hendrik VIII.... 1056

Koenraad II .... 1056

Agnes 1061

Otto II 1070

5. Guelphische hertoqen.

Welf I 1070-1101

Welf II 1120

Hendrik IX 1126

Hendrik X 1139

6. Oostenrijksche hertogen

Luitpold . . 1139-1141

Hendrik XI 1156

Hendrik XII . . . . 1180

7. Stamhuis Wittelsbach (Hertogen.)

Otto l 1180-1183

Lodewijk I 1231

Otto II de Doorluchtige 1253

Hendrik XIII en Lodewijk II 1294

Lodewijk III... . 1347

Stephanus I . . . . 1378

Johan van München 1397

Ernst en Wilhelm 1438

Albrecht 1460

Johan en Sigmund 1467

Albrecht II 1508

Wilhelm enLodew. 1550

Albrecht III . . . . 1579

Wilhelm III ... . 1598

(Keurvorsten.)

Maximiliaan I

hertog . . . 1598-1623

keurvorst 1623-1651

Ferdinand Maria . 1679

Max. II(Emmanuel) 1726

Karel Albrecht . . 1745

Max. III (Jozef) . 1777

S.Stamh. der Paltsgraven

Karel Theod. 1777-1799

(Köningen.)

Maximiliaan Jozef

(IV) keurv. 1799-1806

(I) koning 1806-1825

Lodewijk I . 1825-1848

Maximiliaan II . . 1848

< >