lat. Boiohemum, duitsch Bölmen, vroeger Bóheim of Bojenheim, was eertijds een onafhankelijk koningrijk, en is tegenw. een kroonland der oostenrijksche monarchie; het beslaat eene oppervlakte van circa 944 geogr. vierk. mijlen en telde 1857 eene bevolking van 4,706,000 zielen.
In den vorm van een verschoven vierhoek, grenst B. ten N.W. aan Saksen, ten N.O. aan de pruisische prov. Sileziê, ten Z.O. aan Moraviê, ten Z. aan het aartshertogdom Oostenrijk, ten Z.W. en W. aan Beijeren. De hoofdstad van B. is Praag. Hot land is kerkelijk ingedeeld in 4 diocesen (het aartsbisdom Praag, en de bisdommen Leitmeritz, Königgratz en Budweis), en administratief in 13 kreise of districten, te zamen tellende 318 steden, 237 vlekken en 12,105 dorpen. De 13 districten zijn: Praag (hoofdplaats Praag); Budweis (hpl. Budweis); Tabor (hpl. Tabor); Caslau (hpl. Neu-Kolin); Chrudim (hpl. Chrudim); Königgratz (hpl. Königgratz); Gitschin (hpl.Gitschin); Jung-Buntzlau (hpl. Jung-Buntzlau); Leitmeritz (hpl.Boheemsch-Leipa); Saatz (hpl. Dux); Eger (hpl. Eger); Pilsen (hpl. Pilsen); en Pisek (hpl. Pisek).Het oude koningrijk B. was ingedeeld in 4 provinciën, l. w.: hel eigeutlijke Bohemen, Moraviê, Lausitz en Sileziê. Aan alle kanten is B. ingesloten door hooge bergen : het Ertsgebergte ten N., het Böhmerwald (d. i. Bohemer-woud) ten W., de Moravische gebergten ten Z.O. en ten Z., de Sndeten en het Reuzengebergte ten O. Het klimaat is koel, in de bergen guur, elders zachter. Het land is rijk aan mijnen : zilver, tin, kwikzilver, ijzer, kobalt, antimonium, edelgesteenten, marmersoorten, albast, porfier, porselein-aarde, glaszand, enz. De grond is vruchtbaar, doch de landbouw verkeert in achterlijken staat. De kunstvlijt levert wollenstoffen, leder, spiegels, zeer gezocht glaswerk, granaten, aluin en buskruid. Levendige handelsbeweging. Veel wild, vooral fazanten; ook veel visch. Op eenige kleine gedeelten na, die tot Donau of Oder gerekend moeten worden, behoort geheel B. tot het stroomgebied der Elbe, die op de hoogten van het Reuzengebergte ontstaat uit eene menigte water-aderen, welke zich in den Elbegrond vereenigen tot eene rivier, die bij Melnik, waar zij de Moldau in zich opneemt, bevaarbaar wordt, en die, terwijl zij in eenen grooten boog door het noorden van B. naaide Saksische grenzen stroomt, in zich opneemt: regts de Cydlina, Iser en Pulsnitz, links de Aupa, Metau, Adler, Eger en Biela. In de rivier Moldau, eer deze zich in de Elbe stort, ontlasten zich de Luschnitz, Wottawa, Satzawa en Beraunka.
De Bohemers zijn een volk van het Slavische ras; zij spreken eene eigene taal, het Boheemsch, en noemen zich in die taal Czech (spreek uit: Tsjèk). Het Christendom werd in B. ingevoerd in de 9e eeuw. Tegenwoordig is de heerschende godsdienst in B. het Roomsch-katholicismus; in het geheel telt men er omstr. 100,000 Protestanten van verschillende belijdenissen, waaronder vele Hernhutters of Moravische broeders, die hier Boheemsche broeden heeten, alsmede ongeveer 80,000 Joden.
Bohemen ontleent zijnen naam aan deszelfs eerste bewoners, de Bojers (lat. Boii), een gallisch volk, dat zich onder Sigovesus (587 v. Chr.) hier kwam nederzetten, maar dat onder Augustus verdrongen werd door de Marcomannen, die op hunne beurt in de 5e eeuw onzer jaartelling verdreven of ten onder gebragt werden door de Czechen (spr. nit: Tsjèken), een Slavisch volk, aangevoerd door Samo. Deze Czechen stichtten verscheidene rijkjes of gemeenebesten, van welke Praag het voornaamste was. In het begin der 8e eeuw kwamen al die rijkjes onder één hoofd, met name Crac of Croc. Deze werd in 722 opgevolgd door zijnen schoonzoon Przémysl, die getrouwd was met zijne dochter Libussa; en Przémyszl was de stichter eener hertogelijke dynastie van Praag, die later (1086) koninklijke dynastie werd en eerst 1306 uitstierf. In 805 en 806 werd B. door Karel den Groote overweldigd; de armee van keizer Lodewijk werd (849) bijna geheel vernietigd in B„ dat van 871 tot 894 onderworpen werd aan het Groot-moravische rijk, in welk tijdsbestek het Christendom in B. voor goed wortel schoot. De hertogen van Praag, afstammelingen van Libussa, stelden zich meer bepaald aan het hoofd van al de boheemsche landen, en sloten zich 25 Julij 895 aan bij het duitsche rijksverband. Wat Boleslaw II (967 - 999) reeds tijdelijk bereikt had, bragt Brzetislaw I (1037 - 1055) duurzaam tot stand, namelijk de vereeniging van Moraviê met B. In 1086 werd hertog WratislawII door keizer Hendrik IV beschonken met de koninklijke kroon. Een geregeld erfregt verzekerde zich Ottokar I (1198-1230), en de magt van B. werd aanmerkelijk uitgebreid door Ottokar II; doch alles werd weldra verloren aan Rudolf van Habsburg, toen de dynastie van Libussa 1306 uitstierf. Reeds in het volgende jaar kwam B. onder Hendrik vanCarinthië; en van 1310 tot 1437 werd het geregeerd door Luxemburgers. Koning Johannes (1310-1346) verwierf Sileziê. Onder keizer Karel IV bereikte B. zijn hoogsten zelfstandigen bloei. Onder Wenceslaus IV (1378-1419) verspreidden Johannes Huss en zijne volgelingen in Bohemen hunne godsdienstige leerstellingen, die geheel Duitschland in beweging bragten, waarop de terdoodbrenging van Huss en Jeronimus van Praag (die door het concilie vanConstans in 1415 waren veroordeeld) een burger-oorlog deed ontvlammen, die ruim zestien jaren lang het land bleef teisteren. Vervolgens kwam B. door huwelijk aan Albrecht van Oostenrijk (1437-1439), doch diens zoon en opvolger Ladislaus I stierf 1457 kinderloos. Nu werd een eenvoudig edelman, George Podiebrad, tot koning verkoren, en deze hield zich tot 1471 op den troon staande, trots de banbliksems uit het Vatikaan, het verraad van zijnen zwager Matthias, koning van Hongarije, en de rebellie van zijne magtigste vasallen. Na hem droegen Ladislaus II en Lodewijk (van de dynastie der Jagellons van Polen) de kroon van B., dat onder hun bewind vereenigd was met Hongarije en zulks bleef, toen Ferdinand I van Oostenrijk (broeder van Karel V) tot koning werd gekozen. Met hem begon de oostenrijksche dynastie in B., en op den Moedigen landdag van 1547 verklaarde hij B. tot een erfelijk rijk. Onder zijn kleinzoon Matthias braken in Praag de onlusten uit, die het begin van den Dertigjarigen oorlog kenmerkten. Op de kortstondige regering van koning Frederik van den Palts volgde, na den slag aan den Witten Berg (8 Nov. 1620), de verschrikkelijkste reactie: B. werd een streng roomsch-katholiek en zuiver monarchaal land, en de duitsche immigratie werd op alle mogelijke wijzen bevorderd. In 1740 liet Karel Albrecht van Beijeren zich te Praag huldigen, doch moest spoedig weder wijken; en ook Frederik’s overwinningen konden hem geen duurzaam bezit van B. verzekeren. Onder Maria 'fheresia en Jozef scheen B. niet slechts bukkend voor overmagt, maar met hart en ziel voor Oostenrijk gewonnen, in onze eeuw echter begon de geest van het Czechendom zigtbaar te herleven, en openbaarde zich tegen de duitsche overheersching een geest van verzet, welke eindelijk in Junij 1848 losbarstte in eenen openbaren opstand, die echter spoedig onderdrukt werd door de magts-outwikkeling van Oostenrijk en het bombardement van Praag door prins Windischgratz (15 Junij 1848).
Hier volgt de lijst der vorsten, die over B. geregeerd hebben :
Eerste hertogen.
Samo omstr. 650
Croc . 700
Dynastie van Przémysl. (Hertogen.)
Przémysl, gemaal van Libussa, de dochter van Croc . . . 722
Nézamysl . . . stierf 746
Mnata " 783
Wogen " 805
Krzesomysl, Neklan en Hostiwit, 805-874
Borsiwog I . . stierf 905
Spitignew I. . " 915
Wratislaw I. . " 925
Wenceslaus I. " 936
Boleslaw I. . . " 967
Boleslaw II . . " 1000
Boleslaw III. . " 1005
Jaromir .... " 1013
Udalrik " 1037
Brzétislaw I.. " 1055
Spitignew II . " 1061
(Gekozen koningen.)
Wratislaw II. stierf 1092
Koenraad I 1093
Brzétislaw II. . « 1100
Borziwog II. . " 1107
Swatopucik . . " 1109
Wladislaw I. . " 1125
Sobieslaw I . . "1140
Wladislaw II . " 1173
Frederik (1e keer) 1174
Sobieslaw II ... " 1178
Frederik (2e keer) 1189
Koenraad II . . " 1191
Wenceslaus II. " 1L94
Hendrik (bisschop) stierf 1198
Wladislaw III abdicatie 1198
(Erfelijke koningen.)
Ottokar I . . ,stierf 1230
Wenceslaus I . " 1253
Ottokar II . . . • 1278
(Interregn. 1278-1283.)
Wenceslaus II stierf 1305
Wenceslaus IIl " 1306
Rudolf v.Oostenrijk regeerde 1307
Hendrik v. Carinthiê 1308-1310
Luxemburgsche dynastie.
Johannes . . 1310-1346
Karel V (keizer] 1346-1378
Wenceslaus IV keizer. . . 1378-1419
Siegmond. . 1419-1437
Albrecht van Oostenrijk 1437-1440
Ladislaus I, zoon v. Albrecht 1440-1457
George Podiebrad.... 1457-1471
Ladislaus II v. Polen . . . 1471-1516
Lodewijk, zoon v. Ladislaus 1516-1526
Ferdinand I v Oostenrijk. 1526-1556
En na hem zijn al de keizers van Oostenrijk tevens koning geweest van Bohemen.. . tot heden.