Gepubliceerd op 14-06-2022

Strottenhoofd

betekenis & definitie

Larynx, het orgaan, waarin de stem gevormd wordt, ligt aan den hals in het midden tusschen kin en borstbeen, ter hoogte van den 4den—6den halswervel. Het grenst van boven aan het tongbeen, van onder aan de luchtpijp, van achter aan den wand der keelholte en aan den slokdarm, van voor aan huid en spieren van den hals.

Het skelet van het S. bestaat uit kraakbeenderen, die, althans bij den man, op lateren leeftijd verbeenen. Deze zijn: het schildvormige en het ringvormige kraakbeen, de bekervormige en Santorinische kraakbeenderen en het strotteklepje; zij vormen te zamen een trechtervormige holte. Het onderste kraakbeen is het ringkraakbeen (Cartilago cricoidea), dat den vorm heeft van een zegelring met het breede gedeelte naar achter gekeerd. Aan de zijkanten vindt men rechts en links boven een kleine gewrichtsvlakte, voor de verbinding met het schildvormig kraakbeen (Cartilago thyreoidea), dat boven het ringvormige kraakbeen is gelegen en uit twee platen bestaat, die elkaar vóór onder een meer of minder scherpen hoek ontmoeten. Bij den man is die hoek scherper (adamsappel) dan bij de vrouw.Elk van de platen van het thyreoïd heeft aan de achterzijde boven en beneden, een hoornvormig uitsteeksel. De onderste rusten op de gewrichtsvlakken van het ringvormige kraakbeen, de bovenste zijn verbonden met het tongbeen. Door het schildkraakbeen en ringvormige kraakbeen wordt voor het grootste deel de holte van het strottenhoofd gevormd. De bekervormige kraakbeentjes (Cartilagines arytaenoideae), twee in getal, kan men zich het beste voorstellen als driezijdige Pyramiden met uitgeholde zijvlakken, waarvan de toppen naar binnen gericht zijn en tegen elkaar liggen. Van het grondvlak vormt de achterste hoek een gewricht met het bovenvlak van het ringvormig kraakbeen, waardoor het geheele kraakbeen draaien kan om een lijn, die ongeveer evenwijdig loopt met de lengte-as van het lichaam. De naar voren gelegen punt van het grondvlak is door een peesachtigen band, waarin zich een spier bevindt, verbonden met den hoek, waar de schildkraakbeenplaten samenkomen.

Deze band is de stemband. Van de achtervlakte van het ringkraakbeen loopt een spier schuin naar buiten en boven naar den buitenhoek van elk bekervormig kraakbeen (achterste ringkraakbeenbekerkraakbeenspieren). Bij samentrekking van deze spieren worden de bekervormige kraakbeenderen naar buiten gedraaid. Tengevolge van die draaiing worden de stembanden van elkaar gebracht en laten zij dan een ruimte vrij, die een driehoekigen vorm heeft. Zóó is de stand der stembanden bij rustige ademhaling. Aan de beide zijden van het ringkraakbeen vindt men rechts en links een spier, die schuin van beneden vóór naar achter boven loopt, ook den hoek van de bekervormige kraakbeenderen omvat en zich vast hecht voor de plaats van insertie van de vorige spier.

Bij samentrekking van deze spieren (zijdelingsche ringkraakbeenbekerkraakbeenspieren) draaien de bekervormige kraakbeenderen in tegengestelde richting als bovengenoemd en plaatsen zich de stembanden in de mediaanlijn, slechts een spleetvormige ruimte overlatende: de stemspleet. Zóó is de stand der stembanden wanneer een geluid wordt voortgebracht (phonatie). Tusschen de beide bekervormige kraakbeenderen loopt van rechts naar links de tusschenkraakbeenspier, die genoemde kraakbeenderen tot elkaar brengt.

Het Santorini’sche kraakbeen is een klein pyramidevormig kraakbeentje, dat op den top der bekervormige kraakbeenderen is geplaatst.

Het strotteklepje is afzonderlijk beschreven (zie aldaar). De bovengenoemde kraakbeenderen worden onderling bevestigd en op hun plaats gehouden door een aantal banden. Daarenboven vindt men in het binnenste van het S. nog twee paar stembanden, die, van de voorste verbinding der beide platen van het schildvormig kraakbeen ontspringend, naar de bekervormige kraakbeenderen loopen. De beide onderste dragen den naam van ware, de beide bovenste dien van falsche stembanden.

De spleet, die tusschen de valsche stembanden overblijft (glottis spuria) is wijder, dan die tusschen de ware stembanden (glottis vera, ware stemspleet). Alleen de onderste of ware stembanden dienen tot vorming der stem en worden daarom ook chordae vocales genoemd.

Het S. is van binnen bekleed met slijmvlies, hetwelk een voortzetting is van dat uit de keel, echter minder bloedrijk, maar wel zeer gevoelig voor prikkels is.