(1717) fijne handappel met een zachte, dunne, gele schil
Zo'n ouderwets smakelijk appeltje, waar je zó je tanden in zet: zacht, geel, met een blosje aan de zonzijde - ziedaar het zijdenhemdje. Maar helaas, het is al sinds de jaren zestig niet meer te krijgen.
Vanwaar die naam? Serrurier (1805) wist het wel: om de gladde dunne schil natuurlijk. Latere taalkundigen zijn het er echter roerend over eens dat zijdenhemdje een verbastering moet zijn van de Engelse naam Sydenham. Bij buitenlandse namen gebeurt zoiets wel vaker, denk maar aan de golden delicious, die een gulden liesje werd.
De gedachte aan een Engelse herkomst is heel plausibel, want van oudsher komen vele Nederlandse appelen en appelrassen daarvandaan. Volgens sommige onderzoekers is het zijdenhemdje vernoemd naar een Engelse kweker Sydenham, over wie zij helaas niets naders weten te melden. Anderen houden het op een plaats Sydenham. Nu telt Engeland wel negen Sydenhams. De bekendste is een voorstad van Londen, waar van 1854 tot 1936 het Crystal Palace heeft gestaan. Geen oord voor boomgaarden, maar ja, er is zelfs een appel die 'London Pippin' heet.
Veelbelovender zijn twee piepkleine Sydenhams in Devonshire in het zuidwesten van Engeland. Dit is vanouds een bekende appelstreek, zij het vooral voor ciderappels, niet voor handappels. Bovendien schreef De Vries (1971) dat Sydenham in Devonshire als naam van een appelsoort voorkomt. Die is echter in Engelse naslagwerken niet te vinden, en zo blijft de verklaring van zijdenhemdje uit een Sydenham in Engeland een hypothese, meer niet.
De categorie 'noten & zuidvruchten' is rijk aan geoniemen. De naam bergamotpeer - voor enkele perenvariëteiten die een beetje op appels lijken - wordt in Franse woordenboeken in verband gebracht met het Westrurkse plaatsje Bergama (het vroegere Pergamon en de naamgever van perkament, z.a.). Volgens andere naslagwerken gaat het woord bergamotpeer echter terug op het Turkse beg armudi 'herenpeer'. Men vermoedt dat de Europese vormen van dit woord zijn beïnvloed door de Noorditaliaanse plaatsnaam Bergamo, mogelijk omdat de peer daar werd gekweekt. In ieder geval werd in Bergamo de bergamotcitroen gekweekt. Uit de schil van deze citrusvrucht wordt de geurige bergamotolie verkregen, die wordt verwerkt in snoepjes en in parfum.
Een kleine, donkere pruim die al in de vroege middeleeuwen vanuit Syrië in Europa moet zijn ingevoerd, is genoemd naar Damascus, de hoofdstad van het land van herkomst: pruim van Damas(t), damastpruim of damascener pruim. Als gevolg van een uitzonderlijke reeks woordvervormingen is een soortgelijke vrucht, met oorspronkelijk dezelfde naam, bij ons bekend onder de naam kwets. Het Nederlands heeft dit woord ontleend aan het Duitse Zwetsch(g)e, dat uiteindelijk teruggaat op het Griekse damaskènon 'pruim uit Damascus'.
Volgens Van Dale is het woord elstar, voor een bepaalde zoetzure appel, gevormd van Elst, in de Betuwe, en de eerste twee letters van de voornaam van Arie Schaap, die deze appel zou hebben gekweekt. Wij zullen u besparen wie we allemaal hebben gebeld in Elst en omgeving, maar van Arie Schaap hebben ze er nog nooit gehoord. De elstar is pas een jaar of tien op de markt. Mogelijk is hij in Elst gekweekt, maar ook dat bleek niet te achterhalen. De herkomst van de naam is dus vooralsnog onbekend.
Een jaar of wat geleden heeft iemand bedacht r. dat je een biefstuk, een gebraden kip of iets dergelijks kunt combineren met ananas, en 2. dat je hiervoor op de menukaart kunt waarschuwen door de naam van het gerecht te voorzien van het voorvoegsel hawai : hawaïburger, hawai kip enzovoort. De benaming klopt in zoverre dat de Amerikaanse staat Hawaï inderdaad een van 's werelds belangrijkste exporteurs van ananas is.
De kalvijn is een handappel, volgens Van Dale met een aardbeiachtige smaak. Hij wordt ook wel calville genoemd en heeft dan ook niets te maken met de bekende kerkhervormer. Volgens de etymoloog Vercoullie heet deze appel naar een plaatsje Calville of Calleville in het Franse Normandië, van oudsher een gebied met een grote appelproduktie. De kalvijn wordt ook wel rammelappel genoemd, omdat je de pitten in het klokhuis kunt horen rammelen.
De kanteloep, kantaloep of cantaloupe is een zeer smakelijke meloen met oranje vruchtvlees. Vroeger hadden kanteloepen een opvallend knobheiige ('gekarbonkelde') buitenkant, nu niet meer. Deze meloen dankt zijn naam aan een pauselijk buitenverblijf in het dorpje Cantalupo in Sabina op zo'n 50 kilometer ten noorden van Rome, waar de uit het Midden-Oosten afkomstige vrucht in de 16de eeuw voor het eerst in Europa moet zijn gekweekt. Een hardnekkige traditie die verband legt met een pauselijke villa Cantalupo elders in Italië, bij Ancona, is onjuist. Kasausies of kesousjes zijn eigenlijk amandelen, maar er worden ook wel pinda's mee bedoeld. Het zijn van oorsprong Curaçaose amandelen, op z'n Amsterdams uitgesproken en zo door Van Dale opgetekend.
De perzik is genoemd naar Perzië (in klassiek Latijn: Persis), waarvandaan de perzikboom in de eerste eeuw n.Chr. naar Italië is overgebracht. De Latijnse naam was dan ook persicum ma!um 'Perzische appel'. Overigens is de boom oorspronkelijk misschien afkomstig uit China. Afleidingen van persicum zijn in de loop van de middeleeuwen - meereizend met de vrucht - in vele Europese talen opgenomen. De kleurnaam paars is ontstaan uit middeleeuws Latijn persus 'perzikkleurig', en gaat dus uiteindelijk eveneens terug op de geografische naam Perzië.
De ramboursappel, een zurige zomerappel, is genoemd naar het Noordfranse gehucht Rambures, halverwege Amiens en Dieppe.
Satsuma's of satsoema's zijn pitloze mandarijnen. Deze naam is vermoedelijk ontleend via het Engels, waar hij al in 1882 is gesignaleerd. De satsuma's zijn genoemd naar het schiereiland Satsuma in het uiterste zuiden van Japan, nabij de stad Kagoshima. Satsuma is ook de naam van een bepaald type porselein waar die streek in de 18de en 19de eeuw om bekendstond.
Hoewel in de Bijbel de nodige aandacht wordt geschonken aan de Palestijnse stad Sodom, de zondigheid van haar bewoners, en haar verdelging, wordt de sodomsappel in dat boek niet genoemd. Volgens de geschiedschrijver Flavius Josephus (rste eeuw n.Chr.) zou deze vrucht in de omgeving van Sodom groeien. Het eigenaardige ervan was, dat ze onder een aantrekkelijk uiterlijk slechts stof en as bevatte. Ze was dus zeer geschikt als symbool van schone schijn, zonde en vergankelijkheid. Over de vraag welke vrucht Josephus precies bedoelde, is veel gespeculeerd. Tot de kandidaten behoren een bepaalde woestijnheester (Ca!otropis procera) en verscheidene nachtschadeachtigen van het geslacht So!anum, waarvan de vruchten naar het schijnt door de steek van een insect kunnen uiteenvallen tot zwart poeder.
De tamarinde is een in tropische gebieden inheemse boom waarvan de zaden in peulen in een soort smakelijke vruchtenmoes liggen. Die moes wordt onder meer gebruikt als basis voor dranken en sauzen, en als laxerend geneesmiddel. De naam tamarinde is via het middeleeuws Latijn ontleend aan het Arabische tamr hindi 'Indische dadel'.
ZIJDENHEMDJE: Register van alle soonen van peeren en appelen[...] (Leiden 1717) 29; J.H. Knoop Beschrijving van [...} Appelen en Peeren [ 1758] 6; Serrurier Fruitkundig wdb. 1 (1805) 256; Witsen Geysbeek Wdb. zamenleving 6 (1861) 5385; WNT VIII (1926) 265 (jeruzalemmer); Ter Laan Nieuw Groninger wdb. (1929) 1231; Vries Ned. etym. wdb. (1971) 865; WNT [te verschijnen] (zijden).