Gezegd van iets dat men niet nauwkeurig kan of wil omschrijven, hier het mannelijk of vrouwelijk geslachtsdeel. Vgl. ding*; gedoetje*; geschiedenis*; zaakje*.
Heel voorzichtig had ze hem geschoren, voor de operatie, zijn buikje ingezeept, om zijn navel tot onder zijn gevalletje,...
Sal Santen: Brand in Mokum. 1977
De gang naar de huisarts was uitermate vernederend. Hij bekeek mijn gevalletje lang en zeer aandachtig met een sceptische blik en zei tenslotte:
‘Wat heb je ermee uitgehaald?’
Hans Koekoek: Lief zijn toegestaan. 1982
Ik geloofde in den beginne niet dat een man bij de vrouw naar binnen ging, want alles wat ik wist, was dat mijn broertje een slap gevalletje tussen zijn benen had hangen.
Charlotte Mutsaers in De Morgen, 02-10-99