Ensie 1950

Redactie Gerrit Krediet, Jan Baert, Jac. Bot, Salomon Kleerekoper (1950)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Vruchten

betekenis & definitie

Uit de flora der tropen evolueerden meer plantensoorten met eetbare vruchten, dan uit die der koelere streken. Eeuwenlang voortgezette selectie hield de edelste vormen in cultuur en vormde een lange rij van kostelijke tafelvruchten, fijner van smaak en aroma, nobeler van kwaliteit dan het vruchten-assortiment op grotere afstand van de evenaar aanbieden kan.

De meeste variëteiten dezer vruchten missen de houdbaarheid, die hen geschikt zou maken voor bewaring en verzending. Daardoor bleef het gebruik en de waardering der kwaliteit beperkt tot de naaste omgeving der productie.

Slechts enkele soorten kwamen in het wereldverkeer, doordat de techniek erin slaagde de vruchten in behoorlijke conditie in de centra der koopkrachtige wereldbevolking te brengen. Speciaal daarvoor ingerichte snelvarende schepen en een handelsorganisatie, die gebruik maakt van koelhuizen, verwarmingscellen en vlug asvervoer, zorgen er voor, dat de transporttijd tot een minimum wordt beperkt en de factoren temperatuur, vochtigheid en samenstelling van de lucht der verpakkingsruimten het optimum bereiken.

Nog slechts enkele tropische vruchten zijn door de moderne vervoeren distributiemethoden in de wereldhandel verschenen; vanzelfsprekend juist niet de teerste, fijnste en smakelijkste variëteiten.Om een voorbeeld te noemen: de banaan, Musa paradisiaca, oorspronkelijk uit de Filippijnen, wordt in alle tropische landen zeer algemeen gecultiveerd in een zeer groot aantal variëteiten, waarvan sommige uitsluitend gekookt, andere ongekookt als broodvrucht, enkele als tafelvrucht worden genoten. Door de buitengewone activiteit der United Fruit Cy werd de banaan in korte tijd een der belangrijkste exportartikelen der Middenamerikaanse staten en eilanden en een algemeen gewaardeerde tafelvrucht in een groot deel van W. Europa.

Het was de variëteit Gros Michel, die geschikt bleek voor de cultuur in het groot op de gronden, die daarvoor beschikbaar waren en voor de verdere behandeling, die nodig was om de verre consument een smakelijke vrucht te bezorgen. Trossen met minstens 7 kammen of handen (sisirs), nog maar voor 3/4 rijp, worden bij een temperatuur van 12 à 13° C in speciale bananenschepen vervoerd naar het consumptieland, waar de trossen in cellen bij ten hoogste 22° C kunstmatig worden gerijpt vóór ze naar de distribuanten gaan. De afnemers van deze bananen kunnen de Gros Michel slechts vergelijken met de spaarzaam aangevoerde variëteit Cavendishii van de Canarische eilanden. Hoewel deze in smaak zeker de Gros Michel overtreft, acht men de kwaliteit minder, omdat hij spoedig bruine vlekjes op de schil krijgt, loslaat van de kam en vlugger tot bederf overgaat. Maar in het tropenland, waar men de keuze heeft uit variëteiten, die smakelijker zijn, zou de Gros Michel niet in aanmerking komen als tafelvrucht. In Indonesië b.v. staan de Radja sereh, de Radja, de Soesoe en de Am bon in kwaliteit ver boven de Gros Michel.

De pisang Ambon staat nog het dichtst er bij. Geen van deze edele soorten verdraagt echter een behandeling, zoals de Gros Michel voor lief neemt. 3/4 rijp geoogst zijn ze door geen middel tot een smakelijke vrucht te maken, zij houden bij geen enkele temperatuur hun kwaliteit en zijn niet geschikt voor vervoer over grote afstanden.

De banaan vormt een schijnstam uit de opgerolde bladscheden der 10-14 bladeren, die aan de top een kroon vormt. Uit het midden daarvan komt na ongeveer een jaar de machtige bloemtros met

3 tot 9 kammen of handen elk met ca 15 vingers. Naast de vruchtdragende stam spruiten uit de wortelknol zijspruiten, die daarvan losgemaakt worden voor de aanleg van een nieuwe tuin. Bij het oogsten van de tros wordt de boom omgehakt en, in stukken verdeeld, als bemesting gebruikt. De zogenaamde Panamaziekte richt dikwijls zulke verwoestingen aan, dat de cultuur moet worden opgegeven. De exploitatie eist afscheepmogelijkheid van 2 liefst 3 maal per week in zulke grote hoeveelheden, dat speciaal ingerichte schepen daarmee bevracht kunnen worden. Voor kleinere productie is de export zeer moeilijk rendabel te maken. Evenals bij alle mechanisering in de landbouw, is ook de toepassing van moderne technische middelen voor het vruchtenvervoer uit de tropen gebonden aan een minimum capaciteit, die veelal te hoog ligt voor kleine producten en kleine productiecentra. Wordt de banaan afgekoeld tot beneden 12° C, dan vat hij kou, de omzettingen worden verstoord en de vrucht is niet meer smakelijk te maken; de kleur wordt vaal, de smaak flauw. De banaan bevat 0,6% vet, 3% eiwit, 18% suiker, 3,2% zetmeel, 2,5% vitamine A. In Indonesië heet de banaan pisang. In Suriname noemt men de tafelvrucht bacove, de kookvrucht banaan.

De citrusvruchten die tot 35° van de evenaar groeien, door de handel samengevat onder de naam agrumen, nemen onder de zuidvruchten de grootste plaats in. Een overstelpend groot aantal variëteiten, die alle nog weer door de plaats van herkomst, zelfs door de eigenschappen van de tuin, waaruit ze komen, in vele handelssoorten zijn te onderscheiden, komen jaarlijks in meer dan 150 mill. kisten aan de markt, terwijl de productie op 253 mill. kisten wordt geschat (1948).

De sinaasappel (Citrus sinensis) maakt hiervan het leeuwendeel uit. De citroen (Citrus medica) is nummer twee, daarna komen de pompelmoes (Citrus grandis) en grape fruit (Citrus paradisï), de mandarijn (Citrus reticula) en andere met talloos vele plaatselijke namen. De agrumen zijn meer vruchten der subtropen dan van de eigenlijke tropen, althans de boven alle andere citrusvruchten gewaardeerde sinaasappel, die in de tropen, door zijn stugge vliezen meer geschikt is voor uitpersing. Zijn veelal leerachtige schil mist daar ook dikwijls de aetherische olie, die het openen van de vrucht reeds tot een genot kan maken.

De ontwikkeling van de citruscultuur tot een exportbedrijf bleef tot 1880 beperkt tot Portugal en de Azoren. Zij breidde zich daarna uit langs de kusten van het westelijk bekken der Middellandse Zee en maakte met reuzenschreden voortgang in de Ver. St. en op de W. Indische eilanden. In de nieuwste tijd treden ook Brazilië, Argentinië, ZuidAfrika en Palestina met citrusvruchten op de wereldmarkt. In het verre Oosten ontstond een nieuw centrum in Z.O. China, Japan en Australië.

Tot 1890 hadden de citroenen het grootste aandeel in de agrumenhandel, daarna kwamen de sinaasappels aan de spits. In de laatste jaren kwamen de pompelmoes en de mandarijn daarbij. De hoeveelheden, die vóór de grote oorlog jaarlijks aan de markt kwamen, omvatten meer dan 100 mill. kisten sinaasappels, vooral uit de Ver. St. (Californië en Florida) en Spanje (Valencia en Castellon), 25 mill. kisten citroenen, vooral uit Italië (Sicilië) en de Ver. St. (Californië), 13 mill. kisten pompelmoes, vooral uit Florida, 5 mill. kisten mandarijnen, vooral uit Japan.

De sinaasappel van het westelijk deel der Middellandse zee is gewoonlijk rond, die van Alcira, ten Zuiden van Valencia, geldt als de edelste; die van het oostelijk deel zijn meer ovaal met als beste de Jaffa-appel. Beide hebben een dikke schil, die aanvoelt als zacht kalfsleer en bij het openen de omgeving aangenaam aromatiseert door een aetherische olie. Het aantal variëteiten is legio. Sommige hebben rood gekleurd vruchtensap (bloedsinaasappel), vele zijn pitloos, alle worden geënt op een bij de variëteit passende onderstam; meestal een zaailing van de zure orange. In de laatste jaren is de navel als nieuwe cultuurvorm veel aangeplant in Brazilië en Californië. Deze bevat aan de top een ingesloten kleine volledige vrucht, is pitloos, saprijk, zoet, groot en zeer goed bestand tegen het transport.

De mandarijn, die in alle citrusstreken steeds meer wordt aangeplant, heeft een tepelvormig heuveltje bij de steel, terwijl de hobbelige schil wat ruim om de vrucht sluit. Ze kunnen zeer groot zijn en van uitnemende kwaliteit. (alamoen in Suriname, djeroek Garoet in Indonesië). Het lemmet je is te zuur (tot 10% citroenzuur) om als handvrucht gebruikt te worden. De vruchtpulp is in Californië grondstof voor de bekende lemon squash en voor de bereiding van citroenzuur. Vooral Sicilië wint veel citroenzuur uit de citroenen, die als niet marktwaardig worden afgekeurd. Uit de schillen van afgekeurde citrusvruchten worden vluchtige oliën gewonnen voor de parfumindustrie.

De bergamot wordt speciaal aangeplant voor de winning van bergamotolie, waaruit een essence wordt verkregen voor eau de Cologne; 2000 vruchten leveren 1 kg olie. De pompelmoes in Florida draagt zijn grote vruchten in trossen en wordt daarom grape fruit genoemd. Hij is minder zoet dan de pompelmoes in Indonesië (djeroek Bali). Het perssap wordt als verfrissende drank in de handel gebracht, evenals ranja, dat de sinaasappel als grondstof heeft. De grote sucadecitroen (Citrus medica v. proper) wordt vnl. geteeld op Sicilië en Sardinië. Het confijten in suikersiroop heeft plaats in de gebruikscentra, die de vruchten in pekel ingelegd ontvangen. De sucade is de geconfijte dikke schil.

In de tropen draagt de sinaasappel (djeroek in Indonesië) het gehele jaar door, met een concentratie van de oogst telkens 7 maanden na een bijzonder sterke bloei, die optreedt bij het doorkomen van de eerste regens na een lange droogte. Daardoor heeft men in de tropen het gehele jaar door vruchten van elke variëteit die men plant, terwijl een eigenlijke oogst gebonden is aan de verdeling van het jaar in droge en natte perioden. Hoe scherper deze verdeling is, des te groter is de bloeiconcentratie, des te meer trekt de jaarproductie der bomen zich samen op een korte oogstperiode. Voor het oostelijk deel van Suriname b.v. kan dit wisselen tussen September en April. In de subtropen geeft de oplevende vitaliteit na het afscheid van de zachte winter de versterkte bloei, die voor elke variëteit de oogsttijd bepaalt. In Florida teelt men 4 variëteiten, die na elkaar van October tot Mei vrucht geven terwijl ze gelijk bloeien.

De citruscultuur eist een zorgvuldige verzorging van de bomen, zowel als van de oogst. De bomen reageren goed op bemesting, eisen een regelmatige watervoorziening en stelselmatige zuivering van schadelijke insecten. De vruchten moeten met een schaartang worden geplukt, mogen absoluut niet vallen of van het steeltje getrokken worden. Men oogst in beklede manden, sorteert scherp, reinigt de vruchten voor de verpakking en regelt het vervoer zo, dat de kisten niet te lang worden blootgesteld aan te hoge temperaturen voor ze in de gekoelde scheepsruimen geplaatst worden. Waar men op enigszins primitieve wijze handelt door één dezer factoren te veronachtzamen en waar onvoldoende frequentie van afvoermogelijkheden zijn, geeft de exportcultuur teleurstelling, daar het eigen gebruik nooit bij machte is tegen lonende prijzen het exportkwantum op te nemen.

De Mangga, Mangifera indicale, is in alle tropenlanden een der fijnste tafelvruchten. De variëteit Alphonso van Voor-Indië, de bakermat van deze cultuur, is wel de allerfijnste. De mangga is een ornamentale majestueuze boom. Hij groeit op uit een edele ent, overgebracht op een zaailing van een der krachtigste rijkdragende mangga’s, die men tot zijn beschikking heeft. Het soms wat vezelige vruchtvlees, dat de platte pit omsluit, wordt door een taaie schil beveiligd tegen beschadiging en bederf. Toch kan de vrucht het transport niet goed verdragen zonder aan kwaliteit te verliezen.

Vandaar, dat de handel er niet in slaagt de mangga die algemene verspreiding te geven, die de citrus deelachtig werd. De koelere luchtstreken hebben geen vrucht, die in eigenschappen met de mangga overeenkomt en daarmee vergeleken kan worden. Suriname, zowel als Indonesië, heeft een uitgebreid assortiment variëteiten: gedong, aroemanis, madoe, golek.

Minder algemeen geteeld is de advocaat (Persea gratissima), inheems in Centraal-Amerika, met peervormige vruchten en teer vruchtvlees, dat 10% vet bevat. Bekend is de doerian (Dario zibetinus), een onaangenaam riekende, doornige vrucht met zacht crême-achtig vruchtvlees.

Een der fijnste tafelvruchten is de mangistan (Garcina Mangostena), met een harde, zeer bittere schil en zeer fijn vruchtvlees; hij geldt in de Amerikaanse tropen zowel als in die van Azië en Afrika als een bijzonder delicieuze vrucht, evenals de boeah nonna (Annona Cherimolia), afkomstig uit Peru. In tropisch Azië is de cultuur zeer uitgebreid. Transportbezwaren over grote afstanden maken de export naar Europa en de Ver. St. onmogelijk. Een mindere soort, Annona squamosa, is meer bekend als kaneelappel (Antillen en Afrika), terwijl de zuurzak (Annona muricata) door zijn geringe houdbaarheid voor uitgebreide aanplantingen niet geschikt is.

Gunstiger staat dit met de litchi (Nephelium lappaceum), die langs de gehele Z. Chinese kust, Achter-Indië en Bengalen in vele variëteiten wordt gekweekt; Indonesië levert een mindere soort: de ramhoetan. Per boom worden niet zelden 100 kg vruchten geoogst, die ook als conserven goed voldoen. De vruchten hebben een ruige kastanjeachtige schil. De doekoe (Lancium domesticum), niet groter dan een duivenei, heeft een bittere schil, maar smakelijk vruchtvlees. De sawo Manilla (Achras sapota) heeft een papierachtig dun schilletje om de eivormige zoete vrucht.

Doordat bij ver vervoer het zoet in zuur verkeert, blijft het gebruik tot de omgeving van de productie beperkt. De Anacardium occidentale (in Indonesië djamboe monjet) neemt vooral in Voor-Indië een voorname plaats in naast de mangga. De gezwollen steel levert een smakelijke handvrucht, het daarop geplaatste nootje bevat een kern, die een 47% vet bevattende amandel omsluit, gezocht als delicatesse en in het groot geëxporteerd als cashew nut. De cultuur breidt zich steeds meer uit over alle tropenlanden. Tenslotte kunnen nog genoemd worden de Carica Papaya (papaja of kates), die fijner dan de meloen kan zijn, Diospyros kaki (kussemuk), met meer dan 800 variëteiten, Pistacia vera, met een amandel, die 50% vet bevat enz.

Afkomstig uit Brazilië wordt de ananas (Ananas comosos) in alle tropische streken op vrij grote schaal voor plaatselijk gebruik in enige honderden variëteiten geteeld. Men plant uitlopers, zijscheuten en topstekken op rijen en oogst na 15 tot 18 maanden één vrucht per plant. Een paar dagen te vroeg geoogst mist de ananas reeds iets van zijn fijne smaak. De beste soorten kunnen het vervoer het minst verdragen, zodat de handel op grote afstanden alleen de mindere soorten kan aanbieden. 90% van de ananas, die in de groothandel komt, groeit op de eilandengroep van Hawaii. Meer dan 50 000 ha is met ananas beplant en meer dan 10 000 kisten verse vruchten worden naar de Ver. St. verscheept, terwijl meer dan 10 mill. kisten met in blik geconserveerde ananas geëxporteerd worden.

Kapitaalkrachtige ondernemingen exploiteren de tuinen met bijbehorende conservenfabrieken op dezelfde wijze als de suikerondernemingen dat doen. De Smooth Cavenne, die op Hawaii algemeen geteeld wordt, is niet de fijnste, maar leent zich het best voor inblikken in schijven en blokjes. De Red Spanish uit Porto Rico is veel fijner, maar kan geen langer transport verdragen, dan van San Juan naar New York. Op meer dan 50 km van San Juan geeft de cultuur al teleurstelling door transportbezwaren. In Midden-Amerika en Brazilië is de ananascultuur vooral van betekenis voor eigen consumptie. In Australië, waar Queensland aanplantingen heeft van meer dan 4000 ha, blijft de gehele productie in het land.

In Afrika (vooral Natal) is de cultuur eveneens geheel ingericht op eigen gebruik. Alleen de Azoren hebben exportaanplantingen van grote omvang voor verscheping als verse vruchten naar Engeland en W. Europa. In Suriname zowel als in Indonesië worden ananassen geteeld voor plaatselijk gebruik, fijner van kwaliteit dan handelssoorten gewoonlijk leveren kunnen. De grote ananasproductie in de Maleise Archipel is geconcentreerd om Singapore, waar conservenfabrieken de oogst verwerken; een nabije markt voor het opnemen van verse vruchten ontbreekt hier.

Een geheel eigen plaats in de vruchtenteelt wordt ingenomen door de dadelpalm (Phoenis dactylifera), een gevederde palm met 4 m lange bladeren, die uiterst beperkte cultuurmogelijkheden heeft, daar hij slechts eetbare vruchten levert in woestijnstreken, waar de bodem voldoende water heeft. Zij maakt in de oasen door haar schaduw de cultuur van allerlei andere gewassen mogelijk. Uitbreiding der oasen door het slaan van artesische putten geeft door uitzetting der dadelcultuur een algemene landbouwontwikkeling: gierst, maïs, arachide enz. Opgekweekt uit voetspruiten geeft de dadel eerst in het tiende jaar vrucht. De boom is 2-huizig. Om de bevruchting te bevorderen steekt men delen van de mannelijke bloeiwijze tussen de bloeitrossen der vrouwelijke bomen.

Een bron van 3000 1 per uur geeft voldoende water voor 60 ha met 12 000 dadelpalmen. Door de zeer speciale eisen, die de boom stelt aan het klimaat, is uitbreiding der cultuur over streken met een mild klimaat niet mogelijk. Irak telt meer dan 40millioen dadelpalmen, die met 300 000 ton 80% van de wereldoogst leveren.

Ook de vijg (Ficus caricd) der subtropen stelt voor een lonende cultuur zeer bijzondere eisen aan het klimaat. Daar alleen tweejarig hout vruchten draagt, kan door snoei de productie worden beinvloed. De vijg bloeit twee keer per jaar en kan bij goede verzorging ook op vrij grote breedte nog wel vruchten tot rijpheid brengen. Een groot aantal variëteiten leveren zeer uiteenlopende kwaliteiten. Waar men de vijg aan de boom kan laten drogen, oogst men het fijnste product: Portugal, Algiers, Turkije en Egypte. In Californië werd de vijgencultuur een succes.

De vijg is in feite een bloeiwijze, die een zeer groot aantal kleine vruchtjes inhoudt. Zij bevat 58% suiker en 5% eiwit en is daardoor een der smakelijkste en voedzaamste vruchten.