Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Deal

betekenis & definitie

I hoeveelheid; a deal, een boel; a great (good) deal, heel wat, heel veel, het geven, transactie; do a deal, een koop sluiten; give a person a fair (square) deal, iemand eerlijk behandelen;

II grenen-, vurenhout; vurenhouten plank.

III uitdelen (ook:deal out); ronddelen (ook: deal round); toe-, bedelen; toebrengen; geven;

IV uitdelen; geven; handelen; deal al N's, bij N. (alles) kopen of halen;deal well (ill) by, goed (slecht) bejegenen; deal in, handel drijven in, doen in of aan; zich inlaten met; deal with, handel drijven met, kopen bij; omgaan met, te doen hebben met; zich bezighouden met; behandelen, bejegenen, aanpakken; het hoofd bieden aan.