Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

Gepubliceerd op 28-02-2022

heel

betekenis & definitie

1. hiel, hak;

2. korstje [v. brood];
3. hieling [v. mast]; krenging;
4. eind, slotgedeelte; heels over head, hals over kop; have the heels of, achter zich laten; show one’s heels (a clean pair of heels), take to one’s heels, het hazenpad kiezen; he at the heels of, op de hielen zitten; be out al heels, gaten in de kousen hebben; aan lagerwal zijn; lay one b y the heels, achter de tralies zetten; bring to heel, doen gehoorzamen, klein krijgen;
5. hielen, de hielen (een hiel) zetten aan; op de hielen zitten; met de hielen aanraken; kielen, krengen;
6. kielen (ook: heel over).