Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

SLUIZEN

betekenis & definitie

Waterbouwkundige kunstwerken gebouwd als onderdeel van en in waterkeringen, voorzien van één of meer beweegbare gedeelten waarmee de waterstanden binnen die waterkering geregeld kunnen worden. Men onderscheidt uitwaterings- of suatiesluizen, schutsluizen, keersluizen, spuisluizen en inlaat- of inundatiesluizen.

De oudste sluizen in Zeeland zijn de uitwateringssluizen, die na aanleg van kaden en dijken nodig waren om het overtollige oppervlaktewater te lozen. Oorspronkelijk eenvoudige houten kokers, werden dit naderhand gemetselde, in de laatste decennia betonnen, uitwateringssluizen, voorzien van enkele of dubbele deuren (puntdeuren) en een stormvloedschuif. Bij suatiesluizen is men afhankelijk van het getij. Met hoogwater zijn de sluisdeuren gesloten door de druk van het buitenwater; daalt het buitenwater beneden de polderwaterstand, dan worden de deuren vanzelf opengedrukt. Een zg. waker of tijdwachter (uitstekende paal in de deurkas) zorgt dat voldoende water achter de deur kan stromen bij opkomend tij. De tijd dat tussen eb en vloed water afgevoerd wordt, noemt men de sluisgang.

Het Zeeuws-Vlaamse stadje Sluis dankt zijn naam aan een der oudste suatiesluizen. Vele suatiesluizen zijn in de loop der jaren vervallen. Samenvoeging van suatiegebieden heeft geleid tot de bouw van enkele grote uitwateringssluizen al of niet gecombineerd met de bouw van een gemaal. De eerste belangrijke schutsluis in Zeeland werd gebouwd dichtbij de huidige Nederlands-Belgische grens in de vaarweg van de Westerschelde naar Gent, waar de plaats Sas van Gent is ontstaan. Vervolgens werd in 1809/10, als één der voorwaarden voor het bedijken van de Wilhelminapolder in ZuidBeveland, een schutsluis aan de uitmonding van het Goesse havenkanaal in de Oosterschelde gebouwd; de buurtschap kreeg de naam Goessche Sas. Na een vernieuwing in 1819 werd de sluis in 1892 nogmaals vernieuwd.

Mede i.v.m. de Deltawerken in het Oosterscheldebekken zijn nieuwe sluis- en havenplannen voor Goes in studie. Andere schutsluizen zijn die te Veere en Vlissingen resp. gereed gekomen in 1872 en 1873 (de laatste vernieuwd in 1954), verder te Wemeldinge en Hansweert in 1866 en 1872. In Terneuzen, waar de oude sluizen uit 1827 werden opgeruimd, zijn in 1968 nieuwe moderne schutsluizen geopend. Andere moderne schutsluizen zijn de laatste decennia gebouwd te Kats en te Bruinisse als onderdeel van het → Deltaplan, terwij 1 ten noorden van de → Kreekrakdam de schutsluizen van de → Schelde-Rijnverbinding in 1975 gereed kwamen. Na de wijzigingen van het Deltaplan wat betreft de Oosterschelde worden schutsluizen gebouwd in de compartimenteringsdammen → Philipsdam en → Oesterdam. Het lag in de bedoeling de sluis in de Oesterdam uit te voeren als zg. liftsluis om onder meer de waterkwaliteitsbelangen te behartigen; de toestand van ’s lands financiën maakt uitvoering van deze plannen voorlopig niet waarschijnlijk.

Keersluizen treft men aan in Vlissingen (buiten- en binnenkeersluis) waaraan de naam Keersluisbrug is ontleend; ze werden gebouwd i.v.m. de aktiviteiten van de Scheldewerf. Na de ramp van 1953 werden op Schouwen-Duiveland keersluizen gebouwd in de havenkanalen te Zierikzee (1959) en te Brouwershaven (1957) om ingeval van hoge waterstand een deel van het kanaal en de haven te kunnen afsluiten. De keersluis te Brouwershaven heeft dankzij de afsluiting van het Brouwershavensche Gat in 1971 als zodanig slechts een beperkte betekenis gehad. Spuisluizen bewezen goede diensten toen Zeeland nog vele tijhaventjes bezat. Door bij vloed de spuikom vol te laten lopen en de spuisluis dicht te zetten, kon men bij laag water door het openen van de spuisluis de zate (het bij eb droogvallende gedeelte) van het haventje en de havengeul schoon spuien. Het bordje ’Spui’ was voor de schippers van de op de zate liggende schepen een aanduiding dat de sluis in werking was gesteld.

Bij Axel in ZeeuwsVlaanderen kent men de buurtschap Spui. In plaats van spuisluizen spreekt men ook wel van wachtsluizen indien achter een uitwateringssluis een tweede sluis, de wachtsluis, is gebouwd. Het kanaal tussen beide sluizen dat als bergboezem voor overtollig binnenwater fungeert, kan dienst doen als spuiboezem om de suatiegeul schoon te spuien. Bij Cadzand was een wachtsluis in het uitwateringskanaal aan de Wielingen. Toen deze vernield was in de oorlog 1940/45, bestond naderhand daaraan geen behoefte meer. Een andere aanduiding is conservatiesluis; zo werd eertijds de wachtsluis genoemd, die ongeveer 400 m achter de suatiesluis bij Nieuwesluis in West Zeeuws-Vlaanderen was gebouwd en in 1969 is vernieuwd.

In 1959/61 werd behalve de suatiesluis ook een nieuwe wachtsluis gebouwd aan de Nieuw Othenepolder i. v.m. de omlegging van de Oostelijke Rijkswaterleiding bij Terneuzen. Inlaatsluizen, in hoofdzaak dienend om zoetwatertekort op te heffen en inundatiesluizen, speciaal gebouwd voor defensie, zijn in hoofdwaterkeringen in Zeeland onbekend. Alleen in vissersplaatsen als Tholen en Yerseke werd voorheen gebruik gemaakt van inlaatsluizen, meest kleine duikertjes, maar dan voor het inlaten van zout water naar de verwaterplaatsen van oesters enz.

Al naar gelang de → Deltawerken vorderen wordt een doelmatig beheer van de waterkwaliteit nagestreefd. In dat verband is in het Zeeuwse gedeelte van de → Brouwersdam een doorlaatsluis gebouwd, die zowel als inlaaten uitlaatsluis voor het → Grevelingenbekken kan fungeren. Aan de zuidzijde van de sluiskokers is een koker aangebracht die moet dienen als vissluis. Een goed beheer van het Grevelingenmeer maakt ook de bouw nodig van een doorlaatsluis in de → Grevelingendam. De plaats kan pas worden bepaald als bekend is of het → Grevelingenbekken een zout of een zoet meer moet worden.