Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

BEDIJKEN

betekenis & definitie

Aanleggen van dijken ter bescherming van gronden tegen overstromen door het buitenwater, meestal uit een oogpunt van landaanwinning. Uiteraard komen in hoofdzaak alleen zeekleipolders door bedijking tot stand.

Algemeen wordt thans aangenomen dat voor het jaar 1000 geen volwaardige zeedijken in zuidwest Nederland zijn aangelegd. In Zeeland zijn sindsdien vele bedijkingen uitgevoerd. Nadat oorspronkelijk was begonnen met het aanleggen van omkadingen, ontwikkelde het bedijken zich tot de klassieke dijksbouwmethode, die tot in de twintigste eeuw werd toegepast. Daarbij werden de in te polderen schorren op ongeveer 100 m van de aan te leggen zeedijk af omkaad met een zg. verskade, om gevrijwaard te zijn van abnormaal hoge waterstanden. Opgeworpen met schorklei tot ca. 1.50 m & 2 m boven gem. hoog water en bedekt met zoden, kon deze kade, voorzien van een winterkrammat, in de zomer daaraan voldoen. Nadat de toekomstige dijkzate was omgespit of omgeploegd was de tweede voorzorg het opwerpen van de zg. voorversing, dat is het buitenste gedeelte van de zeedijk, als kade voorlopig opgewerkt tot ongeveer 2,50 m boven hoog water.

De dijkspecie werd ontleend aan het schor tussen de voorversing en de verskade, waarvoor dijksputten werden gegraven. In die putten liet men op afstanden van ca. 100 m kleine dammen, zg. spekdammen, staan om stromingen in de putten te vermijden en na voltooiing van het dijkwerk het dichtslibben te bevorderen. De dijk werd oudtijds ‘per mand’, later ‘per smalspoor’ verder met schorgrond tot het vereiste profiel gebracht.Bij de moderne dijksbouw worden dijken tot stand gebracht met behulp van zandzuigers. Na aanleg van perskaden wordt daartussen het benodigde zand gespoten, dat later met bulldozer en dragline onder profiel wórdt gebracht en met klei wordt bekleed. Met de inzaai van het graszaad op taluds, kruin en bermen is de bedijking voltooid.

LITERATUUR

Van der Kley en Zuidweg, Polders en dijken. A. Caland, Handleiding. Huitema, Dijken. Vierlingh, Tractaet.

Zie kleurenplaat VIII