Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

SLUIS

betekenis & definitie

(Lamminsvliet, Lammensvliet, Lambinsvliet). Gemeente in westelijk ZeeuwsVlaanderen, aan de Belgisch-Nederlandse grens; 3429 ha; 3051 inw. (1980), waarvan 2631 in het stadje Sluis zelf.

Tot de gemeente Sluis behoren de dorpen en buurtschappen → Heille, Het → Pas, → Retranchement, → Ronduit, → Sint-Anna ter Muiden, Terhofstede en Het → Veer.Sluis werd omstreeks 1280 aan het Zwin gesticht als voorhaven van Brugge; het verwierf in 1290 stadsrechten. De stad is eeuwenlang een belangrijke haven geweest en speelde door haar strategische ligging in veel oorlogen een grote rol, vandaar ook de uitspraak van de graaf van Vlaanderen ’Wie Sluis bezit, bezit Vlaanderen’. De naam Sluis is ontleend aan een ter plaatse gelegen uitwateringssluis. De oorspronkelijke nederzetting heette Lamminsvliet; in officiële stukken werd nog lang deze, wat deftiger naam gebruikt.

Sluis kent in de zomermaanden, maar ook in de weekends daarbuiten, een zeer druk dagtoerisme. Bezoekers en kopers zijn vooral afkomstig uit België. Verdere economische bedrijvigheden.' klein-industrie (houtbewerking); groot-aannemingsbedrijf; landbouw.

Wapen:

In 1293 voerde Lamminsvliet als schepenzegel een schip, waarop een zegenende bisschop, vergezeld van twee vissen en als contrazegel een schip met een rechtopstaande vis op elke steven. Het zegel van 1309 toonde een zittende H.Maagd, waaronder golven en aan weerszijden een kandelaar. In 1319 zijn de kandelaars vervangen door twee schildjes, elk met twee golvende dwarsbalken en dit is het wapen van Sluis gebleven. Het werd op 31 juli 1817 voor de gemeente bevestigd. In de 14e en 15e eeuw werd het wapen overtopt door een liggende draak en vastgehouden door twee leeuwen.

Vlag:

De gemeentevlag, twee banen wit en rood met op het midden het wapenschild, is 25 oktober 1979 vastgesteld. In de slag aan de Guldenberg bij Roosbeke voerde echter de uit Sluis afkomstige corporatie in 1382 een geheel blauwe vlag met aan de bovenhals het gemeentewapen.

Varia:

Kermis op de derde zaterdag na Pinksteren en zondag en maandag d.a.v.

Monumenten:

In de tweede wereldoorlog zijn in Sluis veel monumentale panden totaal verwoest of zwaar beschadigd. Vooral de 11e oktober 1944 is voor het stadje een zwarte dag geweest. Toen het op 1 november 1944 werd bevrijd, lag het grotendeels in puin. Sluis werd zoveel mogelijk in de oude, karakteristieke sfeer herbouwd. Het stadhuis heeft een toren (belfort) met vier uitgekraagde hoektorentjes. Het is het enige belfort in Nederland.

In de toren bevindt zich een carillon (gefinancierd uit een in 1956 door de burgerij ingesteld carillonfonds) en het alom bekende houten beeld ’Jantj e van Sluis’. Dit in 1424 door Jacob van Huussen gemaakte beeld, dat reeds omstreeks 1425 op de stadhuistoren zou zijn geplaatst, heeft allerlei rampen overleefd, ook die van 1944, toen het van de toren werd geschoten. Elk half uur hamert Jantje van Sluis nu weer op de klokken. De bouw van het stadhuis, oorspronkelijk poortershuis, begon in 1390 en was vrijwel voltooid in 1393, toen het door brand geteisterd werd. Het uit dezelfde tijd daterende schepenhuis dat tegen de noordzijde stond, werd onmiddellijk hersteld, het ’poorthuis’ pas in 1423. In het stadhuis werd in 1430 het huwelijk voltrokken tussen Philips de Schone en Isabella van Portugal.

In 1798 is het schepenhuis afgebroken. Van 1894 tot 1904 is het poorthuis/ stadhuis ingrijpend gerestaureerd. Het werd in 1944 zwaar beschadigd. Bij de wederopbouw, die van 1945 tot 1962 heeft geduurd (È. A. Canneman, F.

H. Klokke en J. de Wilde), zijn fouten van de vorige restauratie ongedaan gemaakt. Zo kregen de vensters van de hoofdverdieping, uitgezonderd één aan de zuidzijde, geen rondbogen met driepassen meer, zoals de bovenvensters, maar eenvoudige segmentbogen. Op de plaats van het voormalige schepenhuis werd een nieuwe zijvleugel opgetrokken. Origineel is nog de tweebeukige overwelfde benedenruimte. De hoofdverdieping is thans tot raadzaal ingericht.

Hier is het in 1735 door J. P. van → Baurscheit de Jonge ontworpen hek van de vierschaar uit het raadhuis van Middelburg opgesteld (het was daar in 1741 geplaatst, doch in 1838 overgebracht naar het Gerechtshof, waar het tot de overplaatsing naar Sluis gebleven is). Gotische balkneuten en sleutelstukken met o.a. historische en bijbelse voorstellingen, die in 1944 waren verbrand, zijn voor een deel aan de hand van foto’s en gipsafgietsels gekopieerd. De burgemeesterskamer heeft een wandbekleding gekregen van oud goudleer en een schouw met antieke gotische wangen. In het stadhuis is een oudheidkamer van bescheiden omvang (veel waardevolle bezittingen zijn in 1944 verloren gegaan, o.a. belangrijke archiefstukken en schilderijen).

De beide hoofdkerken van Sluis zijn reeds lang geleden verdwenen; de O.L. Vrouwekerk tengevolge van de Tachtigjarige Oorlog, de Sint-Janskerk bij een brand in 1811. De ligging van de laatste, een kruiskerk, is in een plantsoen in het centrum van Sluis d.m.v. muurtjes gemarkeerd. De O.L. Vrouwekerk was de oudste kerk van Sluis; deze is in de loop van de 16e eeuw geheel vervallen. In Sluis hebben verscheidene kloosters gestaan.

Johannes a Capistrano stichtte in 1443 het klooster van de grauwbroeders; de door zijn welsprekendheid vermaarde monnik Jan Brugman was er de eerste gardiaan. Voorts telde de stad twee kloosters voor vrouwelijke religieuzen: een voor de grauwzusters en een voor de gasthuiszusters, het Catherina-, ook wel Magdalenaklooster genoemd. Zeer bezienswaardig zijn de oude vestingwallen en poorten van Sluis. In de wallen met nog zes gespaarde bastions staan de Oostpoort (gerestaureerd in 1978/79), de Zuidpoort (verkeert na een vernieuwing in 1781 nog in goede staat), de Waterpoort en de Westpoort of Stenen Beer (gerestaureerd in 1967). De vestingwerken in Sluis dateren overwegend uit de 17e eeuw en zijn later (1702) door Menno van → Coehoorn verbeterd; ze hebben oudere, middeleeuwse omwallingen vervangen (zie verder → Sluis, vestingwerken). Buiten de noordelijke wallen van Sluis ligt een merkwaardige motteachtige heuvel; hij is een overblijfsel van de opgehoogde binnenplaats van het totaal gesloopte, eens zo machtige kasteel van Sluis (zie → Sluis, kasteel van).

Binnen de wallen staat aan de zuidzijde van de communicatie van ± 850 m lengte aangelegd naar het fort St.-Donaes, een vierhoekige gebastioneerde schans met een gracht en contrescarp (daterende uit de Spaanse bezettingstijd), die zelf weer was verbonden met een noord daarvan vooruitgeschoven zwaluwstaart, genaamd de Nachtegaal. Een groot hoornwerk met een wapenplaats completeerde hier het geheel. De stad had vier poorten, de Kasteel- of Ketelpoort bij het veer naar Cadzand, de Pas- of Waterpoort bij de haven, de Oost- en de Zuidpoort. De poorten zijn ten dele nog aanwezig.

Rondom Sluis liep een tragel, die het zoete water uit de Aardenburgse Vaart scheidde van het zoute water. Het Kasteel van Sluis, nu omgeven door een wal, verloor zijn militaire betekenis. Tijdens het beleg der Fransen in 1794 diende het als lazaret. De vesting is in 1839 opgeheven; een groot deel der werken is nog zichtbaar.

LITERATUUR

Van Dale, Blik op de vorming der stad Sluis. Van Dale. Naamlijst van de Poorten. Van der Aa. Aardrijkskundig woordenboek. Tegenwoordige Staat Xll. Bachiene, Vaderlandsche geographie. 204. Van Empel en Pietcrs. Zeeland. 126-127, 233-234.