Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

ring hebben de gemeene of openbare, vooral de Nederduitsche schooien ter meerdere beschaving onzer natie nog wel nodig? Hoe zou die op de voordeeligste wijze kunnen ingevoerd, en, op een bestendigen voet onderhouden worden?

betekenis & definitie

Het beste antwoord was van H. J.Krom, zeer gezien predikant te Middelburg.

Hij drong o.a. aan op het aanstellen van schoolopzieners. Omdat hij lid van het Zeeuwsch Genootschap was, ontging hem de gouden médaille. Deze werd aan K.van der Palm uitgereikt. Belangrijk was ook de voorlichting die de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (1784) gaf. Zij stichtte modelscholen en riep kweekscholen in het leven te Amsterdam (1796), Groningen (1796) en Rotterdam (1801).De Latijnse scholen.

Van de lagere scholen in Zeeland is weinig bekend. Geheel anders is dat met de Latijnse scholen. Fortgens heeft er uitstekende artikelen over geschreven, zodat hier met het meedelen van de grote lijnen volstaan kan worden. Terwille van de overzichtelijkheid zijn de plaatsen waar Latijns onderwijs werd gegeven in alfabetische volgorde geplaatst.

Arnemuiden: kreeg in 1574 stadsrechten; stelde in 1583 een rector aan; de school werd weldra opgeheven.

Axel: van 1603 tot 1614 gaf de n.h. predikant Latijnse les.

Brouwershaven: in 1616 stelde de raad een rector aan; in 1619 verliet deze de stad. Goes: kocht in 1414 de school; pas vanaf 1583 werd er Latijn gegeven tot 1788, toen de rector vertrok; van 1835 tot 1849 fungeerde de school weer; opgeheven werd ze niet; het curatorium werd niet ontbonden; de laatste curator stierf in 1863.

Hulst: omstreeks 1621 gaf één der predikanten Latijn.

Middelburg: de school wordt in 1365 voor het eerst genoemd; in 1842 kwam het tot een splitsing in een A- en een B-afdeling; in 1888 werd de school weer gymnasium.

Oostburg: had in de Franse tijd een school voor meer uitgebreid lager onderwijs; de poging er een Latijnse school van te maken, mislukte; in 1816 verzocht Oostburg de Commissaris-Generaal van O.K. en W. de school pro memorie op de lijst van de Latijnse scholen te plaatsen.

Reimerswaal: kreeg de school vóór 1296; de stad werd in 1631 verlaten.

Sluis: er schijnt omstreeks 1621 een Latijnse school geweest te zijn.

Tholen: vanaf 1580 gaven enkele stadsschoolmeesters Latijn; ± 1660 had de stad een echte Latijnse school.

Veere: in 1584 worden er curatoren vermeld; na 1722 werd er geen rector meer benoemd; in 1801 herleefde de school; na 1817 verliep ze.

Vlissingen: de school wordt vermeld in 1569; de laatste rector verliet de stad in 1795.

Zierikzee: kreeg in 1304 een school; in 1849 werd ze in drie afdelingen gesplitst; in 1865 herleefde de Latijnse school weer; in 1880 werd ze opgeheven.

Een enkele maal horen we iets van buitenschoolse activiteiten der leerlingen. Op 28 december (‘onnozele kinderen’-dag) kozen de Middelburgse gymnasiasten uit hun midden een bisschop en namen ze zelf een ogenblik het gezag in handen. Er vonden spelen plaats en er werd getracteerd. Het gebeuren speelde zich stellig vóór de Reformatie af. In Goes bepaalde een nieuwe schoolorde in 1681 dat de leerlingen Latijn moesten spreken. Eén van hen was verplicht de telaatkomers, de klasgenoten die Nederlands spraken en allen die een slechte aantekening gekregen hadden te noteren.

Voor al deze tekortkomingen was een boete vastgesteld en deze werd aan het eind van de week geïnd. Van het boetegeld werd een uitstapje door docenten en leerlingen gemaakt.

Beurzen.

Er was in en na 1572 een groot tekort aan predikanten. De Zeeuwse steden kregen van de kerken het verzoek studiebeurzen te verstrekken. Middelburg besloot ± 1580 twee jongens op kosten van de stad bij de rector in de kost te doen. Van toen af was het regel dat de rector een aantal leerlingen in huis had, niet alleen de twee beursalen, maar ook andere jongens. Deze situatie bleef tot 1879 bestaan.

De Illustere School.

Graag wilden de Staten van Zeeland nog iets meer doen terwille van de kerk en van het gewest: de stichting van een Illustere School, ook wel atheneum genoemd, zoals o.a. in Deventer bestond. Het was een schakel tussen Latijnse school en universiteit. Er werden als vakken gedoceerd: theologie, rechten, filosofie, medicijnen en Grieks. De voordelen van zo’n instelling waren drieërlei: 1. De voor de universiteit bestemde jongelui konden een paar j aar langer in hun vertrouwde milieu blijven. 2. Ze kwamen beter voorbereid aan de universiteit. 3. De school zou stellig veel leerlingen van buiten aantrekken ten profijte van de stad.

Dus trok men in 1585 een zeer geleerd rector aan: Jacobus Gruterus. Het staat vast dat hij colleges heeft gegeven aan tal van studenten. Zelfs, zo vermeldt Voegler, werden de colleges bezocht door weetgierige kooplui, een bewijs dat de behoefte aan hogere ontwikkeling ook buiten de stand der geleerden werd gevoeld. Toch was de werfkracht van de rector niet sterk genoeg voor het starten van een atheneum.

In 1611 maakten de Staten zich ongerust over het karakter der kerk. In Leiden wonnen de Arminianen steeds meer veld en maakten ze de rechtzinnige professor Gomarus het leven zuur. De Staten wensten een bolwerk op te werpen in de vorm van een collegium filosoficum, dat eventueel tot een atheneum zou kunnen uitgroeien. Men slaagde erin Gomarus aan te trekken en weldra kwam een evenzeer beroemd man, Walaeus, ook naar Middelburg. Maar Gomarus verliet de stad al in 1614, Walaeus in 1618. Verdwenen was de hoop.

In 1650 dacht men nog eens aan een atheneum en hoopte men zelfs op een uitgroei tot een universiteit. Er kwam een professor in de theologie, die in 1652 weer vertrok; ook een professor in de wijsbegeerte kwam, maar al heel spoedig moest hij worden afgezet, evenals een professor in de rechten. Tenslotte was er een docent in staathuishoudkunde en geschiedenis, die ook private colleges mocht geven in mathematica en politica. De school stopte in 1658, maar werd pas in 1666 definitief opgeheven.

Toen van overheidswege de stichting van een universiteit mislukte, zette een particulier persoon er zich voor in: mr.Pieter → Mogge, driemaal burgemeester van Zierikzee en van 1741-1756 afgevaardigde van Zeeland in de Staten-Generaal. Hij legateerde ƒ 420.000 voor de stichting ervan. Leiden verhinderde echter de opzet door erop te wijzen dat de universiteit te Leiden op 13 januari 1575 op octrooi van de prins van Oranje was gesticht voor Holland én Zeeland.

In 1815 werd aan Middelburg toegestaan een atheneum te starten, maar... voor eigen rekening. Dit bleek te bezwaarlijk. Wel verrees in 1825 een geneeskundige school, die tot 1866 een opleiding gaf aan toekomstige plattelands-, genees-, heel- en verloskundigen.

De studenten.

Nu hoger onderwijs in Zeeland niet mogelijk bleek, moesten de studenten zich naar elders begeven. De Staten waren op hun hoede. Tal van keren werd aan alle ingezetenen van Zeeland verboden zich te begeven ‘in eenige scholen der Jesuïten binnen ofte buiten de Nederlanden, op straffe van ten eeuwigen dage onbekwaam te zijn eenig ambt te bedienen’. Bijgevolg trokken de studenten naar Heidelberg en Genève (waar in 1559 een universiteit was opgericht, die tussen 1567 en 1627 eenentwintig Zeeuwen trok) en, natuurlijk, naar de binnenlandse hogescholen. Men krijgt een indruk van hun voorkeur uit de volgende cijfers: