Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

BEDIJKINGSOCTROOI

betekenis & definitie

De uitgiftebrief van de landsheer (graaf) of in latere tijd van de landsoverheid (Staten-Generaal) om buitendijkse gronden (op- en aanwassen) te doen bedijken.

In Zeeland waren deze bedijkingsuitgiftebrieven bij het doen bedijken van een opwas veelal tevens de verleibrieven van een nieuw leen. Bij de bedijking van een opwas ontstond als regel een nieuw → ambacht als leen van de grafelijkheid. De heer van het nieuwe ambacht verkreeg als ambachtsheer de heerlijkheid, d.w.z. het overheidsgezag over het nieuwe territoir, o.a. het recht om schout en schepenen benevens dijkgraaf en gezworenen aan te stellen. In vele bedijkingsoctrooien uit de 15e en 18e eeuw worden deze rechten opgenoemd. De ambachtsheren kregen bij hun heerlijkheid ook de daarbij behorende → ambachtsgevolgen, zoals het recht van → aanwas tegen de bestaande bedijking, het eigendomsrecht van de nieuwe zeedijken, tiendrechten, jacht- en visrechten, recht van → dijketting, veer- en maalrechten. Ambachtsheren die een bedijkingsoctrooi hadden verkregen, lieten de bedijking uitvoeren door bedijkers, personen die de bedijkingstechniek machtig waren.

De ambachtsheren bedongen als regel voor zichzelf → vroonland in de nieuwe bedijkingen. In latere bedijkingsoctrooien uit het einde van de 16e en vooral in de 17e eeuw werden ook kerkvronen, d.w.z. gronden voor het bouwen van een kerk in het nieuwe ambacht (grond pro ministerio divino) bedongen, meestal het honderdste gedeelte van een geniet. Ook werd soms bepaald dat de eigenlijke bedijkers de nog te bouwen kerk voor een aantal jaren moesten onderhouden. De bedijkers zelf verkregen bij de bedijkingsoctrooien dikwijls vrijdom van schot en bede voor een periode van zeven jaren (heventijd). Ook hadden zij recht van → aardhaling voor het aanleggen van nieuwe zeedijken. Reeds op het einde van de 13e eeuw werd dit recht aan de bedijkers toegekend.

In de 16e en de 17e eeuw zijn ook talrijke voorschriften voor het bedijken gegeven in de bedijkingsoctrooien. Een nieuwe bedijking moest veelal door een gezworen landmeter in kaart worden gebracht. Zie ook → Rekenkamer van Zeeland.

LITERATUUR

A.A. Beekman, Dijk- en waterstaatsrecht, II, 1198 vv. Homan, Ambachtsheerlijke rechten. Gallé, Beveiligd bestaan, 32 vv.