Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

Gepubliceerd op 24-11-2020

AANWAS

betekenis & definitie

(alluvio). Natuurlijke uitbreiding van aan zee of stroom gelegen gronden, ontstaan doordat zand- of kleideeltjes ten gevolge van een vermindering van de stroomsnelheid aldaar bezinken.

Het proces van aanwas verloopt uiteraard zeer langzaam. In het nog geldende artikel 651 van het Burgerlijk Wetboek worden aanslijkingen en aanwassen ‘aanspoelingen’ genoemd.Aanwassen worden in Zeeland onderscheiden in

1) schorren: begroeide gronden die reeds tot iets beneden dan wel tot boven de hoogwaterlijn zijn aangegroeid;
2) slikken: onbegroeide gronden die nog bezig zijn aan te wassen en bij laag water nu eens droog dan weer onder water liggen.

Oudtijds behoorden de aanwassen in Zeeland niet toe aan de oevereigenaren, doch aan de grafelijkheid en aan de ambachtsheren. De landsheer maakte hierop aanspraak krachtens het hem toekomende stroom- en oeverregaal (’regalia). De ambachtsheren in Zeeland hadden het recht van aanwas als een afgeleid regaal van de landsheer verworven, doordat deze dit recht kon vervreemden. Het recht van aanwas werd zodoende tot de ’ambachtsgevolgen van de (ambachtsheerlijkheid gerekend. Naar het tegenwoordige recht (B.W. art. 651) vallen aanslijkingen onbegroeide aanslibbing - en aanwassen begroeide aanspoelingen - toe aan de eigenaar van de oever.

LITERATUUR

A.A. Beekman, Dijk-en Waterstaatsrecht. Homan, Ambachtsheerlijke rechten.