Encyclopedie van Noord Brabant

Anton van Oirschot (1985-1986)

Gepubliceerd op 20-10-2020

FAUNA

betekenis & definitie

van Noord-Brabant. In de prehistorie leefden er in het gebied, dat het huidige Noord-Brabant omvat, dieren als olifanten, beren, wolven, hyena’s en herten.

Verschillende soorten zijn uitgestorven. Van de 55 soorten zoogdieren, die Nederland, volgens M.IJsseling en A.Scheygrond (De zoogdieren van Nederland) kent, zijn er niet minder dan 40 in Noord-Brabant bekend.De wolven werden in Noord-Brabant uitgeroeid. Op verschillende plaatsen werden hiervoor premies uitgeloofd. Ook op de vos is veel jacht gemaakt. In het oosten van Noord-Brabant komt de vos nog voor, evenals de das, die ook in West-Brabant werd gesignaleerd. De otter is vrij veel aangetroffen in de Biesbosch. In 1940 werd het aantal geschat op 200 stuks, maar dan voor het hele land.

Vermoedelijk alléén in Oost-Noord-Brabant komen de boommarters en de steenmarters voor; de hermelijn, de wezel en de bunzing zijn zeer verspreid over de provincie. Wilde zwijnen zijn daarentegen zeldzaam; reeën komen weer vrij veel voor in het midden en het oosten van het gewest.

In zijn beschrijving van de fauna van Noord-Brabant in het Nieuwe Brabant komt Van Nijnanten verder tot de volgende meldingen: De mol, egel en spitsmuis komen vrijwel overal voor; de woelmuis is niet talrijk, de aardmuis wel; de veldmuis is vrijwel overal te vinden; de woelrat komt niet zuidelijker dan Eindhoven voor. De muskusrat, waarop grote jacht wordt gemaakt, komt ook in deze provincie voor. Ze werden met tiensoms honderdtallen in een tijd van 10 jaar in één plaats gevangen. De bosmuis, dwergmuis en de bruine rat zijn ook op vele plaatsen aanwezig, evenals knaagdieren als eekhoorns, konijnen en hazen.

Van de roofvogels worden genoemd: Bruine Kiekendief, Asgrauwe Kiekendief, de Roerdomp.

In 1931 telde Noord-Brabant nog 31 broedplaatsen van ooievaars; in 1939 waren er nog 28 paren; in 1950 slechts 7 volledig bewoonde nesten en 9 nesten van één ooievaar. Nadien werden er slechts nesten aangetroffen in Dussen en Raamsdonk.

Verder bekend zijn de Meeuw, het Visdiefje, de Stem, het Kemphaantje, de Kwak, Aalscholver, Blauwe Reiger. Waterral, alsmede Ganzen, Eenden en Talingen.

Van de amphibieën en reptielen: Gewone Salamander, Alpensalamander (Maas, Dommel, Mark), Kamsalamander, Zwemvoetsalam ander. Padden: Gewone Pad (Dommeldal), Rugstreeppad, Knoflookpad.

Kikkers: Boomkikker, de Groene Kikker, Bruine Kikker, Heikikker; Hazelworm of heiaal, Levendbarende hagedis, Zandhagedis.

Slangen: Gladde slang, Ringslang, is zij het sporadisch gesignaleerd.

Wat de vogels betreft is men voor de Biesbosch gekomen op een aantal van 216 soorten; voor diverse natuurgebieden eveneens op aantallen van ver boven de 100.

Tot de vliegende zoogdieren behoren de vleermuizen, waarvan er in Noord-Brabant o.a. voorkomen: Kleine Hoefijzemeus, de Snotvleermuis; Dwergvleermuis, gedeeltelijk in z.o. Brabant de Watervleermuis en de Meervleermuis, evenals de Grote valg vleermuis; de Laatvlier en de Rosse vleermuis komen wel vrij algemeen voor.

De Buizerd en de Wespendief komen in het meest oostelijk deel van Brabant voor, evenals de Sperwer en de Havik. Van de valken is de Torenvalk de meest voorkomende, maar ook in Oostelijk Brabant komt de Boomvalk voor. Van de uilen zijn in Noord-Brabant bekend: de Ransuil, de Kerkuil, de Steenuil en voor een klein deel de Bosuil en de Velduil.

De Klapekster en de Grauwe Klauwier komen in het oostelijke deel voor.

Zeer zeldzaam is de Raaf; de Roek daarentegen komt algemeen voor, evenals de Zwarte Kraai, de Kauw, de Ekster, Vlaamse Gaai, de Spreeuw en de Wielewaal. Over de gehele provincie treft men verder aan de Grote lijster, de Zanglijster, de Merel en in een klein deel van Midden- en van Oostelijk Noord-Brabant de Ijsvogel. Algemeen bekend zijn: de Koekoek, de Boerenzwaluw, de Gierzwaluw; de Huiszwaluw; weinig voorkomend zijn de Oeverzwaluw en de Nachtzwaluw, gedeeltelijk wel in het oosten van Brabant, evenals de Boomleeuwerik. Algemeen zijn de Witte Kwikstaart, de Rouw-Kwikstaart, de Gele en de Engelse Gele Kwikstaart, zeer beperkt is de Grote Gele Kwikstaart.

Van de duiven zijn in Noord-Brabant bekend: de Tortelduif, de Turkse Tortel; de Houtduif, de Holeduif;

Van de Spechten: de Groene Specht; de Grote Bonte Specht; de Middelste Bonte Specht; alleen in het uiterste oosten van het gewest ook de Kleine Bonte Specht en de Zwarte Specht. Zeer algemeen zijn ook de Boomklever, de Boomkruiper, de Glanskop, de Matkop, Koolmees en Pimpelmees, Staartmees, Zwarte Mees en voornamelijk in het oostelijk deel de Zwarte Mees, de Kuifmees, het Goudhaantje en nog beperkter het Vuurgoudhaantje. Ook de Vink en het Winterkoninkje zijn door de gehele provincie bekend; beperkter voorkomend zijn de Appelvink, de Distelvink of Putter en nog minder de Goudvink.

Zowel de Zwarte als de Gekraagde Roodstaart is overal in Brabant vertegenwoordigd, ook de Roodborsttapuit, de Roodborst, de Blauwborst en de Nachtegaal, minder het Paapje.

Van de Mussen zijn bekend: de Huismus, Ringmus en Heggemus; overal te vinden zijn ook de Spotvogel, Fitis, Tjiftjaf, in mindere mate wel in het oostelijk deel van de provincie, de Fluiter. Algemeen bekend zijn: de Tuinfluiter, Grasmus, Braamsluiper, Geelgors en de Zwartkop, de Rietgors en de Groenling, de Kneu en de Grauwe Vliegenvanger; minder bekend zijn de Grauwe Gors en de Europese Kanarie. Overal voorkomend zijn in Brabant de Graspieper, Boompieper, de Grote en de Kleine Karekiet, de Bosrietzanger, de Sprinkhaanrietzanger en de Rietzanger zelf.

In Noord-Brabant is de Fazant vrijwel overal aanwezig, ook uitgezet in verband met de jacht, evenals de Patrijs. De Korhoen daarentegen is vrij zeldzaam, evenals de Kwartel, de Kwartelkoning en de Porseleinhoen, al zijn die wel gesignaleerd; meer in het noord-noord-oosten van het gewest, zo ook de Wulp en de Kemphaan, de Grutto en de Tureluur. De Kievit en de Waterral komen weer voor in de gehele provincie, net zoals de Houtsnip, de Waterhoen, de Meerkoet en de Knobbelzwaan. De Watersnip is uiterst zeldzaam, evenals de Lepelaar en de Ooievaar, ook al komen die bij tijd en wijle voor, net zoals de Blauwe Reiger, en de Roerdomp.

Aan eenden kent Noord-Brabant de volgende: de Wilde Eend, de Pijlstaart, Dodaars, en in veel geringere mate de Wintertaling, Zomertaling en de Kuifeend.

In slechts enkele delen van de provincie zijn bekend: de Kleine Plevier, en de Kokmeeuw (noord-noord-oost).

Aan kikvorsen heeft Noord-Brabant verschillende soorten, zoals de Groene Kikvors, de Bruine Kikvors, de Heikikvors en de Boomkikvors; aan padden: de Gewone Pad, de Rugstreeppad, en de Knoflookpad. In stilstaand water treft men nog wel aan de Zwemvoetsalamander en zelden de Grote Watersalamander.

Aan vissoorten kent Noord-Brabant met name de Baars, de Snoek, de Karper, Brasem, Blankvoom, Zeelt, Riviergrondel, Grote Modderkruiper, Kwabaal, Stekelbaarsje, Rivierdonderpad, Forel, Kopvoorn, Alver en Aal of Paling.

Aan insekten: de Meikever, de Geelgerande Waterroofkever, de Spinnende Watertor, de Gewone doodgraver, Glimwormen, de Wesp, de Rupsendoder, de Sluipwesp, Aardhommel en de Steenhommel, de Hoornaar, de Glazenmaker, de Groene Sabelsprinkhaan en de Beekjuffer, de Oorworm, Schaatsenrijder en Veenmol.

Bij de Mieren is de Rode Bosmier overal tegenwoordig in Noord-Brabant en bij de bijen de Honingbij.

In Noord-Brabant treft men verder op de zandgronden de zandhagedis wel aan, evenals de kleine hagedis, de hazelworm, de ringworm, de gladde slang en ook wel, o.m. in de Kempen, de adder.

Aan insekten: kevers en rupsen, de dennescheerder, schorskevers, larven, vlinders, bijen en hommels, vliegen, mieren, aaskevers, aasvliegen, mestkevers, miljoenpoten, oprollers, mijten, roofkevers, sluipwespen, sluipvliegen en spinnen in diverse soorten. Bij de vlinders zijn het de dagvlinders, zoals de families van de ijsvogelvlinders, de vosachtigen en de parelmoervlinders, de families van de zandoogjes en de blauwtjes; de Dennepijlstaart, de Dagpauwoog, de Kleine Vos en de Koninginnepage; daarnaast de nachtvlinders.

Bij de kevers o.m. het vliegend hert en de loopkevers; bij de mieren behalve de rode bosmier ook de bloedrode roofmier en de reuzenmier. De hoornaar van de wespen, de gewone eikengalwesp, de rozegalwesp, de beukegalmug en de sparregalluis. Tot de spinnen behoren de kruisspin, krabspin en de grote wolfsspin. Onder de duizendpoten: de duizendpoot de miljoenpoot en de oproller. Aan slakken vindt men de wijngaardslak, de veldslak, de tuinslak, de wegslak, de grauwe wegslak en de egelslak.

Tenslotte onder de parasieten o.m. de teken, herstelerisvlieg, de keelhorzel van het reewild, sluipvliegen, en de reuzensluipwesp.

Bron: Natuurgids door bos en hei, van Dr. J. Graf en M. Wehner, 1964; Zakfauna, z.j. van G. Hüsstege; A. van Nijnanten in het Nwe Brabant; De Zoogdieren van Nederland.