Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

VITRINGA

betekenis & definitie

Geslacht, sinds eind 16de eeuw in Lwd., heeft juristen en theologen opgeleverd. Sedert ca. 1750 in Gelderland gevestigd.

Zie: Ned. Patr. 6 (1915), 383-389.

—, Sr., Campegius (Kempe), theoloog, oriëntalist, kerkhistoricus (Lwd. 16.5.1659-Franeker 31.3.1722). Hoogl. te Franeker (1680-1722). Schrijver van vele exegetische, bijbels-archeologische, dogmatische, praktisch-theologische geschriften. Ook in het buitenland beroemd. Trok vele leerlingen.

Zie: Boeles 1, 2de dl., 288-294; N.B.W. x, 1122-1124; Repert-, 283. —, Jr., Campegius (Kempe), theoloog (Franeker 24.3.1693-11.1.1723). Zoon van de vorige, hoogl. te Franeker (1716-22). H. Venema bezorgde zijn nagelaten werk.

Zie: Boeles 1, 2de dl., 385-387; N.B.W. x, 1122-1124.

—, Ernst Horatii (Lwd. 1693—na 1746). Werd in 1709 landschapsmeter en in 1722 notaris. Schreef wiskundige en dichterlijke werken.

Zie: N.B.W. v, 1041.

—, Horatius Wigeri, ambtenaar (Lwd. ïÖ3i-na 1697). Klom op tot secretaris van het Hof, was ook ouderling, schepen en rentmeester van geestelijke goederen. Schreef als eerste een Naamrol der Raden in het Hof van Frl. en drie delen Annotatiën (1657-76, 1696-97) (handschrift).

Zie: N.B.W. V, 1042-1043.

—, Wigerus, schilder (Lwd. 8.10.1657-Wirdum 18.1. 1725). Doctor in de rechtsgeleerdheid (1668), lid van het Sint-Lucasgilde te Alkmaar (1696-1706), schilderde meest zeestukken. Werk in Fr. Museum en Prentenkabinet Univ. Leiden. —> Schilderkunst.

< >