(Fr.: Sumar; sutha, sua, zuid). Dorp in Tietjerksteradeel op de N. rand van het zich zuidwaarts uitstrekkende zandplateau tussen Wijde en Kromme Ee en Drachten (1482 inw.).
Hier lag vroeger de Suameerder heide, na 1900 geheel ontgonnen. Herv. kerk (1769), geref. kerk, geref. kerk art. 31.
Openb. lagere school. Oude korenmolen.
Natuurbad. In de 19de eeuw bekende voor- en najaarsmarkt voor schapen en lammeren.Zie: Hepkema Memories, 98; Leeuw. Cour. (20.3.1952); Algra, De Historie III, 93-100.