Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

STAATSKERK

betekenis & definitie

Ged. Staten waren tijdens de Republiek ‘voedsterheren’ der geref. kerk.

Hun macht was groot, ook waar wij dit niet verwachten (predikantsberoeping, bijbelvertaling, psalmberijming). De kerk had macht door de staat.Waar de belangen botsten moest de kerk het gewoonlijk verliezen. In de strijd tegen de volkszonden steunde de staat de kerk nauwelijks, tegen de ‘ketters’ ook niet steeds. Als de kerk voet bij stuk hield, ontstonden felle conflicten, bijv. met de magistraat in Sneek, Dokkum en Lwd. In bewogen tijden durfde de kerk soms vrijmoedig de klachten (kuiperij, ambtsverkoping) te formuleren (1627, 1672). zie Cock, G. Th. de; Commissaris-politiek.

Zie: Cuperus, Kerkelijk leven II, 187-207.