Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

STAATSBOSBEHEER

betekenis & definitie

Tot beheer van aan de staat toebehorende bossen, bebossingen, ontginningen en woeste gronden werd 1899 het S. opgericht.

In 1906 begon men onder Appelscha de bebossing van stuifzandgronden. Op Vlieland en Terschelling is in die tijd met duinbebossing aangevangen, doch deze eilanden hoorden toen nog bij N.-Holland. Na 1942 verwierf de staat ook elders grote en kleine complexen (o.a. bij Bakkeveen, Duurswoude, Elslo, Oldeberkoop en op Ameland). Per 1.1.1955 had S. in Frl. de zorg voor bijna 14 000 ha (de zeer uitgestrekte terreinen op Vlieland en Terschelling inbegrepen). Van deze opp., ca. 20 pct. van de totale opp., die onder S. ressorteert, waren toen 2766 ha bebost.

Het beheer over deze staatsgronden heeft voor Vlieland en Terschelling de houtvester te Haarlem, voor de bossen onder Appelscha de houtvesterij ‘AssenWest’ en voor de overige gronden de bosbouwconsulent voor Frl. te Lwd. Zijn werkzaamheden omvatten, naast het beheer van deze gronden, de volgende werkzaamheden voor de hele prov.:

a. bosbouw voorlichting;
b. uitvoering van de wettelijke bepalingen betreffende de bosbouw;
c. landschapverzorging;
d. natuurbescherming. Onder het laatste punt valt ook alles wat gebeuren moet voor aankoop en beheer der staatsnatuurmonumenten. Bij deze uiteenlopende activiteiten worden bovengenoemde houtvesters en de consulent terzijde gestaan door tien bosbouwkundige ambtenaren.

< >