Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

LEEUWARDEN

betekenis & definitie

(Fr.: Ljouwert, onverklaarde werdnaam). Te onderscheiden in stad en gem.

De stad. L. omvatte vroeger het middelste trimdel van Leeuwarderadeel, dat L. in het noorden en zuiden begrensde. In het westen grensde de stad aan Menaldumadeel, in het oosten aan Tietjerksteradeel. De stad lag in Oostergo en was tijdens de Republiek de eerste der steden.

WAPEN. Een schild van blauw: beladen met een klimmende leeuw van goud en gedekt met een vijfbladige gouden kroon. De pluim van de staart is naar binnen gekruld (-> Stadswapens). Over de herkomst is men in twijfel: sprekend wapen (Leeuw, Leeuwarden) of gewijzigd wapen der Minnema’s? De vlag bestaat uit vier horizontale banen, van boven naar beneden: blauw, geel, blauw, geel (twee maal doorsneden van blauw en goud).

BEVOLKING. L. telde in 1714 15686 inw., in 1830 20938, in 1890 werd de 30000 gepasseerd, in 1920 waren er 43127 inw., in 1934 50534, in 1939 54537. In de sedert verlopen jaren is dit aantal vrij aanzienlijk gestegen, en wel tot 81934 °P 1.1.1958. Hierbij is inbegrepen een stijging van ca. 15000 zielen als gevolg van de annexatie in 1944 van Huizum en de andere dorpen in Z.-Leeuwarderadeel. De laatste jaren is de groei gering (1957 6).

De oude binnenstad (binnen de grachten) telt slechts 7180 inw. (met inbegrip van 855 personen in woonwagens en -schepen). De dichtst bevolkte delen zijn het noordoosten van L. (24 800 inw.), het noordwesten (20078), Huizum (17270). Het landelijk deel (z Leeuwarden, gemeente) telt 3097 inw.

In L. vestigen zich voortdurend velen uit de omgeving, maar tegelijkertijd is het vertrek naar buiten de prov. groot. Van 1947-55 was er een binnenlands vertrekoverschot van 1013 en een emigratiesaldo van 3007 personen. L. is (evenals Groningen) in sterke mate ‘doorgangsstation’.

TAAL. In 1955 sprak 69 pct. der schooljeugd het plaatselijke dialect (Stadsfr.), 30 pct. Hollands en 17 pct. Fr. Op straat neemt het dialect nog een overheersende positie in. In de dorpen sprak 96 pct.

Fr., 6 pct. Hollands en 5 pct. dialect. KERKELIJK EN POLITIEK LEVEN. In 1955 was 31,5 pct. Ned. herv., 16,3 geref., 11,8 r.k., 2,2 doopsgez. en

33,8 pct. buitenkerkelijk. In 1947 waren deze percentages resp. 28,8, 15,6, 11,6, 2,5 en 37. Yan 1947-55 is de buitenkerkelijkheid dus gedaald. In 1930 bedroeg het percentage 38,8. Hoger is het nimmer geweest. Eerst aan het eind der 19de eeuw begon deze buitenkerkelijkheid een rol te spelen: 1899 4,25 pct., in 1920 echter al 22,1. Ter vergelijking nog enkele percentages uit 1860: Ned. herv. 70,3; r.k. 17,4; joods 4,77. In 1930 was dit laatste percentage al gedaald tot 1,46. W.O. 11 heeft het gedecimeerd.

Bij de tweede-kamerverkiezingen in 1956 kreeg de

P.v.d.A. 50,4 pct. (absolute meerderheid), A.R.P. 16,
K. V.P. 10,1, V.V.D. 9,7, C.H.U. 8,9, C.P.N. 3,5 pct.
L. is allang een 'linkse’ stad, zoals de cijfers uit 1927 (gemeenteraad) aantonen: S.D.A.P. 38,4, A.R.P.
11,5, K.S.P. 10,6, Vrijheids Bond 13,8, C.H.U. 5,7, Vrijz. Dem. 4,92 pct. De gemeenteraad telt 37 zetels, waarvan 17 P.v.d.A., 6 A.R.P., 5 V.V.D., 3 C.H.U., 4 K.V.P., 1 C.P.N., 1 P.S.P. Er waren voor 1958 3 wethouders voor de P.v.d.A. en 1 voor de A.R.P.

ONDERWIJS. Kleuterscholen: 13 gem., 8 chr., 3 r.k., 1 particulier. Lagere scholen: 22 openb., 12 Ned. herv., chr. en scholen met de bijbel, 5 r.k., 1 bijz. neutrale, 1 openb. en 1 chr. school voor schipperskinderen. Buitengewoon lager onderwijs: 2 gem. (debielen, imbecielen), 2 chr., 1 zgn. buitenschool (Ver. Lwd. Parkherstellingsoord).

Uloscholen: 3 gem., 3 chr., 2 r.k. Middelbaar: R.H.B.S.,gem. H.B.S. A, middelbare school en H.B.S. voor meisjes, chr. H.B.S., gem. en geref. gymnasium, rijks- en herv. kweekschool. Landbouw: rijksmiddelbare landbouwschool, bijz. hogere landbouwschool.

Nijverheidsonderwijs: M.T.S., ambachtsschool, chr. Lagere Techn. School, openb. en chr. industrie- en huishoudschool, r.k. huishoudschool, bakkersvakschool. In oprichting: Uitgebreid techn. school en middelbare kunstnijverheidsschool.

KERKEN. Zes Ned. herv. (Grote, Wester-, Goede Herder-, Waalse kerk, Galileeër kapel, dorpskerk Huizum), zes geref. (Noorder-, Ooster-, Koepel-, Pelikaankerk, twee in Huizum), chr. geref. kerk, geref. onderh. art. 31 K.O., vrij-evangelische, doopsgez., lutherse, baptistenkerk, drie r.k. (Bonifatius- en Dominicuskerk, St.-Johannes de Doper te Huizum), hersteld-apostolische zendingsgemeente, vrije kath. kerk (Waaggebouw), kerk van Jezus Christus van de heiligen der laatste dagen.

MUSEUMS. Fr. Museum, Princessehof, Pier Pander Museum, Fr. Schoolmuseum, Fr. Natuurhist. Museum.

BESTAANSMIDDELEN. De industrie is van veel belang. In 1955 was er reeds 27 pct. van de Fr. industrie geconcentreerd; 13 bedrijven hebben meer dan 100 man personeel, waarvan zes meer dan 300. In 1957 werkten 5426 personen in industriële bedrijven met meer dan tien man. Sinds 1947 nam het aantal werknemers met ca. 30 pct. toe. Bij de vestiging van bedrijven was soms de centrale ligging, in andere gevallen de vraag van de agrarische bedrijven of de verzorging van de stad een belangrijke factor.

Vaak gingen deze samen. Andere ondernemingen ontstonden als typische toeleveringsbedrijven voor de industrie (bijv. emballagefabrieken). Terwijl de industrie van bouwmaterialen vrij beperkt is, zijn de grafische bedrijven vrij talrijk. De chemische sector is zeer bescheiden. Van de houtindustrie noemen wij een kisten- en twee meubelfabrieken. Behalve enige confectie heeft L. een uitgebreide metaalindustrie (blik, rijwielen, zuivelwerktuigen, carrosserieën, landbouwwerktuigen).

Talrijke fabrieken van voedings- en genotmiddelen: condens, zuivel, melkprodukten, veevoeder, margarine, meel, suikerwerken, beschuit. Verder een papierwarenfabriek en het complex van het P.E.B. L. is een belangrijk verzorgingscentrum voor geheel Frl. In 1950 telde de kleinhandel 794 bedrijven met 2469 personen, de groothandel 374 met 3061. De agrarische groothandel bestaat uit vele exportbedrij ven van zuivelprodukten. De beurs en de veemarkt (derde van Nederland, met jaarlijks een aanvoer van ca. 150000 runderenj zijn van grote betekenis. Een nieuw veemarktterrein komt in de komende jaren gereed.

In 1950 waren werkzaam: in handel 6335 personen, industrie en ambacht 11037, verkeer en Horeca 2926, landbouw 1517. Van het totale inkomen in 1950 werd verkregen uit nijverheid 31,7 pct. (hiervan uit voedings- en genotmiddelen 9), handel 20,9, landbouw 4,8, verkeer 8,6, overheidsdiensten, vrije beroepen enz. 15,7 pet).

VERKEER. Er zijn vijf toegangswegen, waarvan drie (Groninger, Overijselse en Harlingerstraatweg) de drukste zijn die Frl. kent. Relatief heeft L. weinig doorgaand verkeer (20 pct.); het verkeer uit de hele prov. stroomt er samen. De betekenis van de vrijdag als marktdag blijkt uit de toeneming met 91 pct. van het verkeer. Binnen Frl. heeft L. veel contacten over de weg met de aangrenzende plaatsen en met de steden in een ring met straal van 25 km, buiten de prov. vooral met de stad Groningen en Amsterdam. Belangrijke contactgebieden zijn: Kop van N.-Holland, N.O.-Overijsel,prov.

Groningen. Door de modernisering van de waterwegen is L. met een vervoer via de binnenvaart van 850000 t per jaar na Groningen het tweede binnenvaartcentrum van N.-Nederland geworden.

INSTELLINGEN. Het merendeel van de prov. instellingen op het gebied van bestuur, economie, maatschappelijk leven, cultuur, sport, vak- en standsorganisatie en wetenschap, heeft in L. zijn zetel. Daarnaast bezit L. nog een aantal instituten ten dienste van zijn inw., zoals: stedelijk archief,stedelijke kunstverzameling, stedelijke bibliotheek, openb. leeszaal en bibliotheek, stadsziekenhuis, paviljoen voor besmettelijke ziekten, diaconessenhuis, r.k. ziekenhuis St.-Bonifatiushospitaal, kraamkliniek, sportpark Cambuur, ijsbaan, overdekte baden zweminrichting, zwembad Huizum, badhuizen, rust- en verzorgingshuizen, instellingen op sociaal-cultureel en -maatschappelijk gebied (Het Baken, De Stins, weeshuizen, debielenhuis Tjallinga Hiem, consultatiebureaus), muziekschool. Voorts zijn inD. gevestigd: rijksdienst voor het wegverkeer, rijksgebouwendienst, rijksconsulenten voor landbouw, middenstand, nijverheid, veeteelt, zuivel; rijksverkeersinspectie, rijksverzekeringsbank, rijkswaterstaat, directie landaanwinning Lauwerszeewerken, rijkswerkplaats voor vakontwikkeling. Ten slotte noemen wij nog de arrondissementsrechtbank, het gerechtshof, het kantongerecht, de strafgevangenis. Al deze instellingen onderstrepen de centrale betekenis van L.

GESCHIEDENIS. Een schenkingsakte van Fulda uit de 8ste eeuw spreekt van de 'villa Lintarwde'. Dit Lintarwde is de oudst bekende naam van het terpdorp aan de Middelzee, waaruit het latere L. voortkwam. De terpen zijn nog aanwezig: Grote en Kleine Hoogstraat, Minnemastraat, Grote Kerkstraat en Oldehoofster kerkhof. In de 11de eeuw werden in L. reeds munten met ‘Liunvert’ geslagen. In 1149 wordt de kerk van ‘Lienward’, de St.Vitus van Oldehove, vermeld.

Door het groeiend handelsverkeer werd 'Lewart' onder de Hanzesteden genoemd (1286). Toen bestond het tegenwoordige L. nog niet. Men moet in die tijd onderscheiden: de kern Nijehove, de ten westen daarvan gelegen nederzetting Oldehove en het aan de noordoostkant ontstane Hoek. Oldehove en Hoek hoorden toen nog onder Leeuwarderadeel, al was de kerk van St.-Vitus (Oldehove) in 1386 al duidelijk kerk van L. Nijehove had een parochiekerk gewijd aan Maria, later als de Lieve-Vrouwekerk bekend, in 1785 gesloopt. Hoek bezat (ongeveer aan het einde van de Voorstreek) een St.-Catharinakerk, waarvan de laatste resten in 1834 verdwenen.

Door het dichtslibben en inpolderen van de Middelzee werd L. van zeelandstad. Door zijn centrale ligging en de betere verbinding tussen Oostergo en Westergo nam het in 15de eeuw zodanig in betekenis toe, dat de rest van Frl. L. in 1426 de hoge rechtspraak over Oldehove en Hoek toekende (oudste oorkonde in het stadsarchief). In 1432 bepaalden landen en steden van Oostergo en Westergo, i.v.m. verzet van Leeuwarderadeel, dat Oldehove en Hoek met L. onder den stadsrecht werden gesteld, waarna 21.1.1435 de ratificatie volgde.

Groot-L. was ontstaan en er zou stellig onmiddellijk een voorspoedige ontwikkeling gevolgd zijn, als L., het bolwerk der Vetkopers, niet in de burgeroorlog was betrokken geraakt. In 1392 en 1421 legden de Schieringers al delen van de stad in de as, terwijl het bieroproer van 1487 een nieuwe geslaagde aanval tot gevolg had (zie Auckama, P. S.). In 1392 was ook het oudste jakobijnenklooster in vlammen opgegaan.

L. telde in de M.E. vijf kloosters.
a. Dominicanen of jakobijnen (St.-Dominicus), gesticht 1245, ook gebruikt als pesthuis. Na veel weerstand in 1476 de kloosterhervorming. Ca. 1560 verkeerde het weer in materieel en zedelijk verval. Het klooster herbergde meermalen de Landdag, ook nog na de opheffing in 1580 (tot 1594). De kerk werd al sinds 1578 door de hervormden gebruikt.
b. Begijnen, vermeld in 1285.
c. Franciscanen, observanten (Galilea), gesticht in 1457 buiten de stad, in 1498 afgebroken en binnen de gracht herbouwd. Na de beeldenstorm is de kerk opnieuw beschilderd. Bij de verrassing van het blokhuis in 1580 dienden de monniken als schild; 8.2.1580 werden ze verdreven.
d. Fiswerd (St.-Anna), eerst zusters van het gemene leven, gesticht ca. 1470 buiten de stad. De zusters werden later tertiarissen en kwamen in 1510 binnen de stad (begijnenkerk). Opgeheven in 1580.
e. Dominicanessen (Twaalf Apostelen), gesticht in 1509. In 1523 gingen de zusters van de eenvoudige derde regel over op de beschouwende tweede. In 1544 waren er 30 zusters, ze hadden een uitstekende naam. Na de opheffing in 1580 bleven zij in een deel van het klooster wonen; daar werden ook clandestiene godsdienstoefeningen gehouden.

Toen Albrecht van Saksen door de Schieringers werd ingehaald, bood L. weerstand, maar op 7.7.1498 gaf het zich over. Het greep echter weer naar de wapens, toen zekere voorwaarden niet voldaan werden en stadhouder W. v. Schaumburg verraad pleegde. Een tweede beleg eindigde met de volledige overgave en op 24.7.1499 liet Albrecht zich inhuldigen, waarna hij ter plaatse van het huidige Huis van Bewaring een blokhuis liet bouwen. Toch nam L. in 1500 deel aan de opstand tegen Albrechts zoon en opvolger Hendrik en moest na de slag bij Bomsterzijl daarvoor zwaar boeten.

In 1504 vestigde George van Saksen in L. de twee voorname colleges van bestuur (regenten en hof), waarvoor een kanselarij (voorganger der nog bestaande) werd gebouwd. L. was hoofdstad van Frl. geworden. De stad telde in 1511 4000 tot 5000 inw., in 600 huizen en ca. 250 eenkamerwoningen. Van 1529-33 werd L., dat in 1515 dadelijk de partij van Karel v had gekozen, verrijkt met een nieuwe toren, de Oldehove en van 1566-71 met een nieuwe kanselarij. L. werd een belangrijke marktplaats. Een goede waterweg naar zee kwam echter niet tot stand.

In 1561 werd L. het centrum van een bisdom, maar pas in 1570 kon Alva de stad dwingen Cunerus Petri plechtig te ontvangen. L. had reeds in 1566 besloten het edict tot verbod van de gereformeerde godsdienst niet af te kondigen. Toch bleef de stad in 1572 Spaans: het blokhuis was de operatiebasis van Caspar de Robles. Eerst na diens gevangenneming koos L. de Staatse zijde.

Het werd in de 8o-jarige oorlog meermalen bedreigd en daarom door Willem Lodewijk na 1586 (slag bij Boksum) versterkt, terwijl in 1618 een meer omvangrijke versterking volgde, naar ontwerp van de stadhouder. Deze woonde na 1603 aan het einde van de Eewal in het stadhouderlijk hof (thans ambtswoning van de commissaris der Koningin), in welk paleis de Fr. Nassaus tot 1748 geresideerd hebben. In en even voor de 17de eeuw beleefde L. een periode van grote voorspoed: de stad werd vergroot, kreeg een nieuwe Waag (1595-98) en een nieuw stadhuis, in 1715 vervangen door het tegenwoordige. Toen Willem Lodewijk in 1620 overleed, werd hij bijgezet in de Grote Kerk, waar het mausoleum der Fr. Nassaus in 1795 ten offer viel aan de vernielzucht der patriotten (in 1948 hersteld).

In de gouden eeuw kreeg L. voor de komende 250 jaar zijn vorm en grootte. Het inwonertal nam toe en de stad was naast residentie der Fr. stadhouders in staatkundig, economisch en cultureel opzicht een centrum. In de iSde eeuw veranderde het stadsbeeld lang niet in die mate. De bevolking nam slechts langzaam toe en de bebouwing langs de Ee, het Vliet en op Oldegalileën was vnl. het gevolg van vestiging van industrieën, die in de stad geweerd werden, of van fiscale overwegingen der eigenaars.

Wel betrok Maria Louise in 1731 het Princessehof en liet zij Achter de Hoven het voorname buiten Mariënburg bouwen, maar met haar overlijden in 1765 verloor L. de stadhouderlijke hofhouding geheel. In 1748 waren reeds vele aanzienlijken Willem iv naar Den Haag gevolgd. Eerst na de Franse tijd vonden grote veranderingen plaats. Tussen 1820-40 werden de poorten afgebroken, de wallen geslecht, de dwingers afgegraven, terwijl in 1846 de oude gracht door het Zaailand gedempt werd, in 1850 gevolgd door de stadsgracht langs de Noorderweg. Van 1863-70 werd de vroegere stadsgracht van Nijehove gedempt, in 1885 Ee en Herenwaltje, in 1894 het stuk van Tuinen tot Weaze. In 1884 werd de Nieuwetoren afgebroken. Moderne voorzieningen deden intussen ook hun intrede: gas (1845), aansluiting op het spoorwegnet (1863-68), waterleiding (1888).

De stadsgracht tussen Wirdumerpoort en Verlaatsbrug werd rechtgetrokken en er verrezen nieuwe gebouwen: het paleis van justitie (1846), de kazerne (1866), de beurs (1880), terwijl in 1872 een nieuwe veemarkt werd aangelegd. Buiten de grachten ontstonden nieuwe wijken. In 1842 kwam er een stadsziekenhuis, in 1880 het diaconessenhuis. De ontwikkeling van het onderwijs weerspiegelde zich in de bouw (tot 1900) van 11 gemeentescholen, terwijl in 1866 de eerste chr. school werd geopend, in 1882 eenr.k. jongensschool (in 1852 was reeds een dito meisjesschool opgericht). In 1864 kreeg L. een R.H.B.S., terwijl in 1880 een nieuw gymnasium werd gebouwd. In 1881 volgde een ambachtsschool, in 1897 een landbouwwinterschool. De zaal Harmonie (1881) werd het centrum van het amusements- en kunstleven.

Tot de crisis der jaren 30 beleefde L. een tijd van bloei en groei. Van 1902-34 steeg het aantal inw. met bijna de helft (van 33176 tot 50598). De betekenis als marktplaats en centrum van handel nam snel toe en er vestigden zich talrijke industriële bedrijven aan de Harlinger trekvaart en het in 1895 geopende Nieuwe Kanaal, welke beide waterwegen echter reeds vóór W.O. n niet meer voldoende bleken. Het nieuwe Van Harinxmakanaal betekent een snellere verbinding met Harlingen en het kanaal Groningen-Lemmer. De binnenscheepvaart is toegenomen. zie Coasterbouw. Kustvaart.

Na 1920 werd L. het centrum van autobuslijnen, terwijl het ook de heilzame gevolgen van de Afsluitdijk ondervond. De sterk gegroeide betekenis van het gemotoriseerde verkeer had een modernisering van de toegangswegen tot de stad tot gevolg. Zelfs werd

L. in 1938 door de aanleg van een vliegveld in het burgerluchtverkeer opgenomen, maar het door de Duitsers belangrijk uitgebreide terrein werd in 1950 voor de K.L.M. gesloten en is thans alleen militaire vliegbasis.

De Duitse bezetting eindigde op 15.4.1945. Oorlogsschade van betekenis had L. niet opgelopen. Wel kwam L. met een groter gebied en een aanwas van bevolking van ca. 15000 zielen uit de bewogen jaren te voorschijn (1944). L. kon zich toen ook in Z. richting uitbreiden, waar de Schrans allang een soort voorstad vormde en zich uitgestrekte nieuwe wijken hadden gevormd, waarvan de bewoners veelal in L. hun werk vonden en vinden.

Een barrière vormt nog steeds de spoorwegovergang in de Schrans. Trouwens, na W.O. II is de verkeerssituatie in L. bijzonder moeilijk geworden, waarbij vooral het parkeerprobleem het gemeentebestuur, met sinds 1946 aan het hoofd A. A. M. van der Meulen, voor grote moeilijkheden plaatst. De bebouwing breidde zich na 1945 sterk uit, met name in het noordwesten en noordoosten, maar het gemeentebestuur waakt zorgvuldig voor het behoud van het historisch karakter van de overigens meer en meer tot city geworden binnenstad, zie Dempingen. NAAMLIJST VAN BURGEMEESTERS (drost, maire, president-burgemeester) van 1802-heden:

1802-1807 Pier Zeper 1808-1812 Julius van Burmania
1813-1815 Bernhardus Buma 1816-1820 Reinder Buising 1821-1840 Thijs Feenstra 1840-1851 Mr. Jan Hendrik van Boelens
1851-1865 Mr. Johan Hendrik Beucker Andreae 1865-1871 Dirk Zeper 1871-1877 Mr. Jan Bieruma Oosting 1877-1883 Mr. Wilco J. van Welderen baron Rengers
1883-1891 Petrus Lycklama è, Nijeholt
1892-1898 Mr. Johan Sippo baron van Harinxma thoe Slooten
1898-1904 Jhr. Mr. Antonie Röell
1904-1911 August Eduard Zimmerman 1911-1918 Mr. Jacob Adriaan Nicolaas Patijn 1918-1943 Jhr. Mr. Julius Matthijs van Beyma 1943-1945 Mr. Wilhelm G. Schönhard
19451946 Mr. Jacob Algera (waarnemend)
1946heden Mr. Adriaan Anne Marie van der Meulen Zie: S. A. Gabbema, Verhaal van de stad L. (1701); Eekhoff, Gesch. beschr. 1, 11 (1846); R. Visscher, L. van 1846-1906 (Den Haag 1908); J. Algera, L. door de eeuwen heen (1935); L. i435-935 (Gedenkb. 1935); Fr. Tinkboek Ljouwert 1435-1935 (935) 5 Rondom de Oldehove (1938, 1952); C. H. Lambermond, De Dominicanen te L. (1946); Rapport L. van het ‘E.T.I.F.’ (1948); M. P. van Buijtenen, St.-Vitus van Oldehove (Utrecht 1950); B. Verbeek, Oud en nieuw Galilea (1951); T. Marseille, L. als centrum van wegverkeer (rapport ‘E.T.I.F.’ en openb. werken L.) (1955); Tien jaar Fr. welvaart (‘E.T.I.F.’) (1956); H. M. Mensonides, Hist. wandeling door L. (1957); Hepkema Memoires, 2, 37, 40-41, 43, 46-47, 49'53; Reg. Leeuw. Cour., 51-54; Repert., 196-200; De Leeuw. Gemeenschap (1951 e.v.).

GEBOUWEN, OUDHEDEN. In de residentie van de Fr. stadhouders volgden adel en patriciaat vnl. de Haagse bouwwijze (vele brede pilastergevels, verder enkele fraaie halsgevels). De gevels uit de 16de eeuw en vroegere eeuwen zijn vrijwel verdwenen of gemoderniseerd.

Zie: Voorlopige lijst der Ned. monumenten van gesch. en kunst ix (I93°), 169-216; F. A. J. Vermeulen, Gesch. der Ned. Bouwkunst 11 (Den Haag 1941), 303-306 en passim; Kunstreisboek voor Ned. 11 (1942), 163-169.

Wereldlijke gebouwen. Provinciehuis (Tweebaksmarkt 52). Abtshuis van het Bergumer klooster, 1570 bisschoppelijk paleis van Cunerus Petri, 1580 ingericht voor het ‘Collegie’ (Ged. Staten), sedert herhaaldelijk verbouwd.

Het heeft een bakstenen voorgevel (1784) met rechte kroonlijst, fronton met prov. wapen. Hoofdingang (1710) versierd met Ionische halfzuilen, geflankeerd door Dorische pilasters over de drie (1784) verdiepingen. De zijgevel langs de Korfmakersstraat bevat gevelfragmenten van afgebroken panden. Inwendig vrij veel i8de-eeuwse betimmering. Statenzaal (1891-95) in neogotiek van J. van Lokhorst, rijksbouwkundige. In de hal een gedenkplaat (1909) van de Fr. erkenning van de onafhankelijkheid der Ver. Staten van N.-Amerika in 1782. zie Adams, J.

Zie: Frl.-album (1952), 66-73; B. xix (1957), 97-108.

Kanselarij (Turfmarkt 13). Na geldelijke moeilijkheden 1566-71 gebouwd, wrsch. op kosten van de koning, als zetel van het Hof van Frl.

In 1811 werden het daarvoor in de plaats gekomen Hof van Assisen en de Rechtbank van den eersten Aanleg overgebracht naar het belendende Landschapshuis (1849 afgebroken); de Kanselarij is toen ingericht als hospitaal, 1814-24 als kazerne, 1824-92 als huis van burgerlijke en militaire verzekering, 1892-97 gerestaureerd door de rijksbouwkundige J. van Lokhorst. Wijzigingen: balustrade op de kroonlijst, dakkapellen. Sedert beneden de Rijksarchiefbewaarplaats (zie Archiefwezen), en boven de Prov. Bibliotheek. Een langgestrekt rechthoekig voorgebouw van bak- en bergsteen met N. vleugel en tegen de noordoosthoek een teruggelegen nevengebouw met traptoren, aangekocht door de Staten (1646), geheel vernieuwd in 1892. De gevel van het hoofdgebouw geeft een duidelijk beeld van de vroege renaissancebouw in Frl.

Rechts van het midden ligt de hoofdingang met zandstenen bekroning, waarin opschrift (1571), en bordes met schildhoudende leeuwen (1621); deze ingangspartij heeft een trapgevel met allegorische beelden op de trappen en een beeld, zgn. van Karel v, als bekroning op de driedelige toppilaster. De brandgevel aan de zuidzijde wijst op het plan, het gebouw daar te verlengen. Inwendig kunstig gemetselde wenteltrap met gewrongen spil welks brede eiken treden rusten op sierlijke netgewelfjes. Kelders Zie: Leeuw. Cour. (27.3., 3.4.1870; 16, 23.3.1882; 14.9.1896). Paleis van Justitie (Wilhelminaplein 1).

Gebouwd 1846-52 naar plannen van de stadsarchitect Th. Romein als zetel van Gerechtshof en Rechtbank, tevoren ondergebracht in Landschapshuis (tot 1838) en Infirmerie (tot 1850).

Van 1849-95 vonden hier ook de zittingen van Prov. Staten plaats en borgen de zolders de Prov. Bibliotheek. Vrijwel vierkant gebouw in neoclassicistische stijl van bak- en hardsteen met middenportiek op acht hoge Corinthische zuilen. Vestibule en zittingszalen met stucversiering in classicistische trant.

Hof (Hofplein 29). Sedert 1881 ambtswoning van de commissaris des Konings. Samengesteld uit Rolkama- en Dekemahuis, resp. 1587 en 1603 aangekocht door de Staten voor de stadhouder; ingrijpend verbouwd, vooral in 1734.

Na 1747 stond het gebouw meest leeg, 1804 verkocht aan enkele particulieren, 1816 aan koning Willem 1. In 1880 in beheer en onderhoud bij het rijk. Door belangrijke wijzigingen kreeg het zijn tegenwoordig uiterlijk: middendeel met hoofdingang, twee vooruitspringende zijvleugels, alles gepleisterd. In de Oranjezaal i8de-eeuwse betimmering met portretten van Oranjevorsten. Het tongewelf van de 1804 gesloopte danszaal, beschilderd met gouden grotesken, in het Rijksmuseum Amsterdam.

Stadhuis (Raadhuisplein 36). Gebouwd 1715 door stadstimmerman Claas Bockes Balck op de kelders van de Auckamastins (na 1617 stadhuis).

Classicistische barok. Drie verdiepingen met vooruitspringende middenpartij, waarop fronton met beeldhouwwerk van Pieter Nauta en Gerbrand van der Haven. Boven de pilasters, die de dubbele toegangsdeur flankeren, twee beelden, Vrede en Gerechtigheid. Op het wolf dak een achtkantig koepeltorentje, waaruit het carillon (32 klokken, het enige volledig bewaarde spel van Claude Frémy te Amsterdam, gegoten 1687 voor de nieuwe toren) in W.0.II verdween (thans opgeslagen in de kelder). De stoep met gegoten ijzeren lantaarnpalen is van 1847. De Louis-xv-zijvleugel, 1760 gebouwd naar plannen van hofarchitect Pieter de Swart, verbindt het hoofdgebouw met de voormalige hoofdwacht (Hofplein 38), 1688 gezet door de prov. voor de vorstelijke garde en de gamizoenswacht (i.p.v. het 1633 daar gebouwde Corps de guarde), 1845 in huidige vorm verbouwd door Thomas Romein als politiebureau (tot 1935) en kantongerecht (tot 1880).

In het hoofdgebouw o.a. vestibule met stucplafond (1724) en 16de- en 17de-eeuwse familieportretten, eiken bordestrap met gesneden trappalen en balustrade, burgemeesterskamer met gobelins (de vier werelddelen) van Alexander Baart (1718), ‘vertrekkamer’ met wandschildering van H. W. Beekkerk (1787) en ‘nieuwe zaal’ (1845, empire) door Th. Romein. In de zijvleugel de raadzaal (1760, Louis xv) met fraaie betimmering, portretten van het koninklijk huis door W. B. van der Kooi, J.

J. G. van Wicheren, Chr. Bisschop, J. H. Jurres en P. van der Hem, grauwtjes van R. Keyert, sopra-portes van R. Jelgerhuis en modem meubilair (1950).

Zie: Gedenkb. L. 1435-1935, 139-178; Leeuw. Cour. (30.8.1950). Waag (Nieuwestad 148). Gebouwd 1596-98 i.p.v. ouder gebouw, iets meer O. Beneden was de stads(boter- en zout-)waag, boven (1610-1841) de lokaliteiten van burger- en ratelwacht, waarin (sedert 1643) ’s morgens de kooplieden ook beurs hielden. De reeds enkele malen verbrede hangluifel werd 1786 vervangen door een luifel op 20 houten Toscaanse zuilen, wegens de zich uitbreidende boter- en kaashandel.

Na het vertrek van de kooplieden naar het nieuwe beursgebouw werd 1884-90 de Waag gerestaureerd en weer een hangluifel aangebracht. Thans zijn beneden een transformatorstation en openbare toiletten en boven de St.-Albanuskapel van de vrij-kath. gemeente (daarvoor beneden o.m. brandspuitstalling en volksbadhuis en boven o.m. stedelijke muziekschool en Fr. Natuurhist. Museum). Vrijstaand rechthoekig gebouw van bak- en bergsteen met hoog tentdak. Tussen de verdiepingen een omlopend gebeeldhouwd fries met versieringsmotieven als aan het Franeker stadhuis. Voorbeeld van Fr. renaissancebouw. —> Bouwkunst.

Beurs (Wirdumerdijk 34). Gebouwd 1878-80 (ontwerp Th. Romein) op de afgegraven Wirdumerpoortsdwinger als beurs- en waaggebouw voor graanen boterhandel.

Van de beurszaal (boven) wordt thans gebruik gemaakt voor meetings, tentoonstellingen en concerten. Vrijstaand rechthoekig gebouw in renaissancistische trant, van bak- en bergsteen. Voor het uitspringend middendeel met drie bronzen deuren (ontwerp Lion Cachet, 1931) een bordes met bronzen lantaarns (J. J. M. Vegter, 1952).

Zie: Gedenkb. Beurs- en Waaggebouw te L., 1880-1930. Kerkelijke gebouwen. Oldehove (Oldehoofster kerkhof I). Ter plaatse van de oude St.-Vituskerk (waarvan overblijfsels gesloopt, 1595) begon in

1529 onder bouwmeester Jacob van Aken de bouw van een nieuwe kerk.

Alleen de toren is (gedeeltelijk) uitgevoerd, na 1532 onder Cornelis Frederiks. Wegens verzakking naar het noordwesten niet voltooid en herhaaldelijk gerestaureerd, het laatst 1909-11. De torenromp, 38,85 m, is uit rode en gele bak- en Bentheimer zandsteen, drie geledingen met dubbele hoekberen en diepe spaarnissen. In de onderste geleding aan oost- en westzijde doorgangen met Tudorbogen, dichtgemetseld 1599. Tegen deN.W. steunbeer een traptoren. De Oldehove behoort naar type tot de torens die van de Utrechtse domtoren afstammen; in de uitvoering (beren met overhoekse pinakels) werken Brabantse invloeden. In de voet van de Z. buitenmuur is een gebeeldhouwde grafzerk van Pieter vanDekema (f 1568) en Catharina van Loo (ti58i) gemetseld, opgegraven uit het oude kerkhof (1866).

Zie: W. C. A. Hofkamp, De toren ‘De Oldehove ’ te L. (1911); M. P. van Buijtenen, St.-Vitus van Oldehove (Utrecht 1950).

Grote of Jacobijnerkerk (Jacobijner kerkhof 95). De kerk van het oude dominicanenklooster, 1245 gesticht door het geslacht Cammingha, na 1480 opnieuw opgetrokken, ontruimd 1580.

Midden- en smalle N. beuk (toen traditioneel bij de dominicanen) uit de 14de eeuw; brede 16de-eeuwse Z. beuk met geveltoppen op de vier traveeën. 5/12 gesloten koor, waarin stadhouderlijke grafkelder (1588); met grafmonument van 1948 i.p.v. het 1795 verwoeste. Gebrandschilderde ramen van Cor Reisma en Dirk Osinga, aangebracht 1957-58. In de Z.O. koormuur het Oranjepoortje (1663) met gewrongen zuilen en driehoekig fronton, bekroond door koperen Oranjeboompje. Tegen Z. koormuur zijkapel met Broodpoortje (1664) (2 Armenzorg). Binnen een 17de-eeuwse galerij (Koningskraak) en orgel van Chr. Muller (1727). De kosterij (Achter de Grote kerk 17) bevat overblijfsels van de oude kloostergang met i5de-eeuwse kruisribgewelven.

Zie: C. H. Lambermond, De Dominicanen te L. (1945).

Westerkerk (Bagijnestraat 59). Kerk van het St. Annaklooster der grauwe begijnen.

Gesticht ca. 1460 op Fiswerd buiten L., 1519 binnen de stad gebracht, 1580 verlaten, in gebruik als pakhuis en brouwerij. In 1598 stads-, 1609-14 landschapstuchthuis. Tot 1619 speelde hier de rederijkerskamer van Jan Starter. 1637-43 ingericht als herv. kerk, 1681-84 vergroot. Eenvoudig gebouw, Z. beuk met /, gesloten koor (1510) en even hoge N. beuk (1684).

Waalse kerk (Grote Kerkstraat 34). Kerk van het dominicanessenklooster der H. Apostelen, 1530 gewijd, 1580 ontruimd.

Aanvankelijk o.m. als school gebruikt, 1659 ingericht als kerk voor de Waalse gemeente. Het door een muur afgescheiden koor, in het laatst turfschuur van het r.k. armhuis, werd 1839 gesloopt. Na de opheffing der Waalse gemeente (1888) aan de Ned. herv. gemeente. Puntgevelmet classicistische ingang (1659). Inwendig galerijen met gesneden panelen, preekstoel, doophek en overhuifde herenbank, alles uit de 17de eeuw. Orgel van J.

M. Swartsburg, 1735 geschonken door prinses Maria Louise.

Evangelisch-Lutherse kerk (Nieuwe Oosterstraat 30). Na strubbelingen met de magistraat in 1681 met toestemming van de Staten gebouwd op kosten van Jhr. Andreas Möller.

1774 vernieuwd en uitgebreid. Eenvoudig gebouw, herinnerend aan de evang.-luth. kerk op het Spui te Amsterdam. Bakstenen puntgevelmet gedenksteen (1774).

Zie: Sola Fide (1956), 76-77.

Doopsgezinde kerk (Wirdumerdijk 16). Gesticht 1760 op de plaats van de oude Waterlandse vermaning, achter 1832 afgebroken huis aan de Wirdumerdijk. Herhaaldelijk verbouwd en vergroot. Vierkant gebouw met classicistische zuilenportiek (1832). Orgel (1786) en preekstoel, geplaatst 1813, zijn afkomstig uit de kerk der Zonse gemeente te Amsterdam. Twee gebrandschilderde ramen van Joep Nicolas.

Zie: Leeuw. Cour. (2.10.1931).

Nederlandse Israëlitische synagoge (Sacramentsstraat 19).

I.p.v. de kleine sjoel aldaar, werd 1805 dit gebouw met koepeltoren gezet, 1865 vergroot; na W.O. II gewone bijeenkomsten in afgescheiden deel van de grote zaal.

Zie: Leeuw. Cour. (22.2.1930; 8.12.1956).

R.K. kerk van de H. Bonifacius en gezellen (Voorstreek 72).

Kerk en 78 m hoge toren zijn 1882-84 gebouwd in neogotiek (architect P. J. H. Cuypers) in de hof van het Amelandshuis, i.p.v. St.Bonifaciuskerk aan de Vleesmarkt (1805, thans bioscoop).

(Zie: Leeuw. Cour. (20.11.1884).

R.K. St.-Dominicuskerk (Harlingerstraat 26).

Gebouwd 1935-37 i.p.v. St.-Dominicuskerk in de Speelmansstraat (1850-67, architect Th. Molkenboer). De kerk, met breed schip, is gebouwd onder architectuur van H. C. B. Beers en Arjen Witteveen; beeldhouwwerk van Huib Luns; toren 65 m hoog.

Zie: C. H. Lambermond, De Dominicanen te L. (1945).

Instellingen van weldadigheid. Nieuw stadsweeshuis (Jacobijner kerkhof 1). Gebouwd 1674-75 door de stad wegens moeilijkheden met voogden van Old Burger Weeshuis (1534).

Door erfenis van Jacobus Martinus Baljee (overleden Batavia 1823) werd dreigende opheffing voorkomen. Belangrijke uitbreidingen (1869, 1888). In 1953 werden de weinige wezen bij particulieren ondergebracht en het gebouw aan de gem. L. overgedragen, die het 1956 inrichtte als vergaderruimte en bejaardensociëteit. Vierkant gebouw met binnenplaats; voorgevel met classicistisch zandstenen poortje, geflankeerd door Ionische pilasters (1675).

Zie: M. Braaksma, Het Nieuw Stads Weeshuis te L. (1926).

Boshuis- en gasthuis (Jacobijner kerkhof 7).

Gesticht 1652 door Anna van Eysinga (1655), weduwe van Philip van Boshuisen, grietman van Het Bildt. Negentien eenvoudige huisjes om binnenhof, in 2 groepen (Lycklama- en Haersolte-kant) beheerd; de bewoonsters genieten een uitkering. Twee 17de-eeuwse poortjes. —> Gasthuis.

Zie: A. Lycklama à. Nijeholt, Beschr. van het Boshuisen gasthuis te L. (1897).

St.-Anthony gasthuis (Grote Kerkstraat 26).

Reeds vermeld in 1425. Het oude hofje met aparte huisjes voor de proveniers werd 1877-80 vervangen door het tegenwoordige gebouw, met 48 enkele en 19 dubbele kamers. Zandstenen poortje met gebeeldhouwd fronton van 1682 is overgebracht naar Julianavleugel (1910, langs Schoenmakersperk) van het Nieuw St.-Anthony Gasthuis (1862-64).

Zie: R. Visscher, De archieven van het St.-Anthony Gasthuis te L. (1921); Gedenkb. (1925).

Particuliere gebouwen. Gladde gevel (Ossekop 1). Pui (wrsch. ca. 1500). Opgetrokken uit geel geglazuurde steen, om de twee lagen afgewisseld met een laag groene steen. Laatgotische boog boven ingangsdeur. Sedert 1924 eigendom der gem. L.

Zie: Leeuw. Nieuwsblad (25.9.1934).

Nieuwestad 103.

Verminkte gevel (begin 17de eeuw) in de trant van Hans Vredeman de Vries met gebeeldhouwde vullingen in de boogtrommels.

Zie: Fr. Tinkboek Ljouwert (1935), 49.

St. Jacobsstraat 13.

Gebouwd in de trant van Hendrik de Keyser (1635) voor boekdrukker Dirk Alberts.Top met twee grote trappen, waartegen klauwstukken. Gekoppelde pilasters. Boogtrommels met schelpen en cartouchevormige vullingen. Gebeeldhouwd fries met voorstellingen uit het drukkersbedrijf. Aangekocht door de vereniging Hendrick de Keyser (1928).

Zie: Leeuw. Cour. (17.9.1928).

Princessehof (Grote Kerkstraat 11). Bewoond (173165) door Maria Louise van Hessen Kassei (Marijke Meu) als weduwe, in combinatie met de aangrenzende panden (nr. 9, voorhuis uit eind 18de eeuw, en nr. 13, de oude Papingastins).

Patricisch woonhuis van twee verdiepingen (ca. 1660) met pilasterordonnanties in de trant van Pieter Post en (1731, wrsch. door Anthonius Coulon) daarop aangebrachte lage zolderverdieping. In 1916 aangekocht door de gem. L., sedert ingericht als museum- en tentoonstellingsgebouw.

Zie: Het huis oud en nieuw (1917), nr. 5; Vr. F. xxvi (1918), 37-62. Amelandshuis (Voorstreek 62). Reeds 1450 in bezit van de Cammingha’s. Nieuwe gevel (1678).

Geheel afgebroken en herbouwd (1869); gevel in oude stijl, met de 1795 weggenomen wapens. Door de familie Schwartzenberg verkocht (1881), ingericht als r.k. St.-Bonifacius-ziekenhuis (1905), St.-Josephpension (1937). Gepleisterde gevel van drie verdiepingen, afgedekt door rechte gootlijst. Boven de benedenverdieping vier (vóór 1869 drie) Corinthische pilasters. Bloemslingers boven enige vensters.

In het fries onder de gootlijst de 32 kwartierwapens van Frans Doeke van Cammingha, heer van Ameland (f1680); daartussen steen met de gecombineerde wapens van Cammingha en Donia (anno 1678) Zie: Ned. Heraut (1885), 17-21; Leeuw. Cour. (20.2.1937) Coulonhuis (Doelestraat 8). Gebouwd ca. 1713 door en voor Anthonius Coulon, bouwmeester van Zijne Hoogheid.

Tot 1914 in particuliere handen, daarna achtereenvolgens in bezit van de gem. L., de Ottema-Kingma-stichting en de Fr. Akademy, die er thans zetelt. Eenvoudige bakstenen gevel met rechte kroonlijst. Hoge stoep met dubbele deur, geflankeerd door Dorische pilasters en bekroond door hoofdgestel, waarop omlijst raam. Inwendig vestibule met stucwerk (—> Beeldhouwkunst) en in stijl gemeubileerde kamers.

Zie: Het huis oud en nieuw (1917), nr. 5; Iepening fen de Fr. Akademy (1938), 27-41.

Schone gevel (Nieuwestad 156).

Het pand, wrsch. van kort na 1500, bezit thans zijn derde gevel (1756). Ingezwenkte halsgevel; gebeeldhouwd fronton met siervaas.

Zie: Leeuw. Cour. (12.10.1953). Nieuwestad 49.

Herenhuis, gebouwd 1806-10 onder architectuur van Jan Maaskamp te Amsterdam (aannemer G. van der Wielen), ingericht als politiebureau (1935)Gevel van drie verdiepingen op kelderverdieping, afgedekt door rechte kroonlijst. Classicistische ingang met hoge stoep. Zie: Vr. F. xxxviii (1946), 60-68.

Kiosk (Voorstreek, hoek Koningsstraat).

Goed voorbeeld van glas- en ijzerstijl (Crystal palace, Paleis voor Volksvlijt), gebouwd 1898. Hardstenen onderpui, gietijzeren kolommen met versieringen, brede spiegelruiten, houten dak en torentje, met leien gedekt.

Voorstreek 58.

Als apotheek gebouwd 1904-05 door architect G. B. Broekema (te Kampen) in Jugendstil. Gevels van gele verblendsteen met hardstenen banden. Tegeltableau met vrouwenfiguur. Gevelstenen.

Aed Levwerd (Grote Kerkstraat 43). Afbeelding van stins, waaraan wapenschild met leeuw hangt; onderschrift: ‘Aed Levwerd 1171 vemieut 1762’. Op deze plaats stond tot ca. 1594 een oude stins, in het bezit van de Cammingha’s, residentie van Willem Lodewijk na 15S4.

Zie: Vr. Fr. XXXII (1934), 7-73.

Plus Oultre (Ayttasteeg, hoek Weaze).

Afgehakt wapen, guldenvliesketen en devies. Duidt op Viglius van Aytta, wiens familie het huis lange tijd bezat.

Corpus Multifarium Vulnerum (St. Jacobsstraat 4). Zgn. wondemannetje, reeds in 1517 afgebeeld door H. van Gersdorf in zijn Feldbuch der Wundartzeney. In de 17de eeuw bewoond door enkele chirurgijns.

De yser man (Korenmarkt 9, zijgevel).

Herinnert aan bewoning sedert ca. 1600 door de familie Iserman, later Siderius.

De gulde kat (Groentemarkt 1).

Uithangteken aangebracht in een verminkte pilastergevel (1697). Het ook aan een uithangteken kenbare voorafgaande huis werd in de 16de en 17de eeuw bewoond door de apothekers- en magistraatsfamilie Cathius.

Door afbraak en modernisering van gevels vermindert jaarlijks het nog aanzienlijk getal gevelstenen. Enige stenen, die niet herplaatst konden worden, zijn 1929 ingemetseld in gevel langs de Pijlsteeg van het St.-Anthony-gasthuis; o.a. De Dockumer Trekschuit (1638), uit de Dokkumer stal, Eebuurt, Krom en regt (1751), uit Amsterdam afkomstig en De jonge Fenix (1752), uit de gelijknamige molen van Pieter Luitjes van der Meulen op Pietersburen aan het Z.-Vliet. Gemeente. Nadat op 1.1.1944 door annexatie het Z. deel van Leeuwarderadeel bij L. kwam is de oorspr. stedelijke gem. uit een stedelijk en een plattelandsgebied komen te bestaan. L. ligt in het centrum van Frl. en wordt begrensd, ten westen door de Zwette, ten noorden door de Jelsumer vaart en de Dokkumer Ee, ten oosten door het Ouddeel en het Langdeel, ten zuiden door de Ringsloot van de Wargaastermeerpolder en de Alde Jokse, waarna in het Nieuwland de aansluiting met de Zwette volgt.

Dorpen in de gem. L. zijn: Goutum, Hempens, Lekkum, Miedum, Swichum, Teems, Wirdum, Wytgaard. Huizum, dat ook overging, bestaat niet meer als administratieve eenheid. Voor gemeentekaart -> Leeuwarderadeel.

HOOGTE VAN DE BODEM EN AFWATERING. De nullijn komt in het noordoosten (bij Miedum) L. binnen, slingert zich om Lekkum, buigt bij het Oud Tolhuis naar de stad L., passeert ten oosten van Huizum en Goutum, verlaat bij Lyts Hemrikein de gem. om bij Swichum met een lus weer noordwaarts te gaan, waarna de lijn in Z.W. richting langs Wirdum en Wytgaard loopt, om ten slotte het Nieuwland van de Middelzee te bereiken. L. watert af in N.O. richting (Dokkumer Nieuwe Zijlen). De voornaamste waterschappen zijn: Leeuwarder Oud- en Nieuwland (530 ha), Huizumer- en Goutumer Nieuwland (401 ha).

GRONDSOORTEN. Het Nieuwland van de Middelzee bestaat uit jonge zware zeeklei. Het ten oosten daarvan gelegen Oudland uit knippige gronden, terwijl zich ten N. van L. tussen beide grondsoorten wigvormig een tong van oude lichte klei en zavel uitstrekt.

GRONDGEBRUIK. De opp. van de gem. L. bedraagt 62,74 km2, waarvan het landelijk deel door de stadsuitbreiding inkrimpt. Dit is geheel in cultuur gebracht, waarvan 96,6 pct. grasland. De voornaamste bestaansbron is dus de veeteelt. In en om de stad L. vindt men nogal tuinbouw.

In 1956 was er in deze gem. 4642 ha grasland, 118 ha met tuinbouw in de volle grond, plus 9 ha onder glas, en 31 ha bouwland. Er werden in het geheel 9472 runderen, 336 paarden, 2240 schapen, 591 varkens en 9450 hoenders gehouden. M., s. j. v. D.; D., W.