zilversmid (Lwd. 9.1.1804-5.2.1886). Ook graveur en stempelsnijder. KEILEEM. Door gletsjers of landijs afgezet materiaal.
Doordat het in ijs vervoerd is, liggen grote en kleine stenen door elkaar, van zeer fijn tot zeer groot (zie Zwerfsteen). K. kan ontstaan zijn als grondmorene of als zij- of eindmorene.
De grondmorene komt in Frl. veel voor, aan of nabij de opp., of op groter diepte (in het lage deel). Het K. van Gaasterland en Steenwijk is een overblijfsel van een eindmorene.
Is de eindmorene boogvormig, dan is het ijsfront ter plaatse stationair geweest. In heel Nederland is hetK. van Saaleglaciale oorsprong (zie Morenaal). De dikte van het K. in de Fr. Wouden loopt van 10 cm tot 5 m. In Gaasterland kan de dikte meer dan 10 m zijn. Bij geringe dikte van het dekzand is keizand ontstaan, een mengsel van dekzand en K. Er is in Frl. normaal en rood K., het normale K. is in onverweerde toestand meestal grijs. Het rode zit daar plaatselijk als schollen in. Het heeft behalve een andere kleur ook andere korrelgrootteverdeling (meer afslibbare bestanddelen), iets andere samenstelling van de zwerfsteeninhoud en hoger kalkgehalte. Het K., mits niet te diep, is voor de landbouw gunstig.
Zie: Boor en Spade v en vii.