(letterlijk: hij die ‘groet’, in rechte aanspreekt, vordert). Hij lost in het begin der 13de eeuw de skelta af, als het gezag van de graaf heeft afgedaan en de vorming der meeste grietenijen haar beslag heeft gekregen.
Naast zijn aanvankelijke functie van rechtsvorderaar en uitvoerder van vonnissen (later rechter en voorzitter van het grietenij gerecht) krijgt hij er op bestuurlijk gebied vele bij, wordt zo de leider in de grietenij en na de opkomst van een centraal gezag ook nog agent van de landsheer.
Eerst gekozen of bij toerbeurt aangewezen, wordt hij sedert de Saksische tijd benoemd door de landsheer, tijdens de Republiek door samenwerking van stadhouder en Gedeputeerde Staten ener- en stemgerechtigden anderzijds. De Franse tijd hief tijdelijk het G.s-ambt op en de Gemeentewet (1851) maakte hem burgemeester, zie Oligarchische woelingen.
Zie: De Grietmannen in Frl. (1848).