Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

GEMMENICH, ook GHEMMENICH

betekenis & definitie

Franeker geslacht van juristen, wrsch. afkomstig uit het dorp G. (België, bij het Drielandenpunt), uitgestorven tussen 1750 en 1800. Jacobus (f 1662), advocaat, trouwde Catharina van Kingma, waardoor Kingma-state te Sweins aan hun zoon Zacheus (1654-1720), pensionaris van Sloten, kwam.

Diens dochter Catharina (1689-1720) bracht het door haar huwelijk met Coert van Beyma (1681-1748) in dat geslacht.Zie: Stb. II, 26; Nalezingen, 7; Verslagen van 's Rijks Oude Archieven xxx (1907), 305; v. d. Aav(G), 29, 51.

—, Paulus van, jurist (Franeker ca. 1650-8.10.1704). Fiscaal-generaal en bouwmeester van Frl., bekend als dichter in het Latijn. Hij gaf een Carmen Joceroserium uit (vertaald door J. van den Sande); hierin een beeld van het Fr. volksleven.

Zie: Wumkes, Paden 1, 367-375; Leeuw. Cour. (31.3.1951).

< >