Nog wel de aanduiding voor een kleine boer (‘keuter’). Vroeger: landgebruiker zonder eigendom van een ‘erkende’ saté of state en dus niet in het bezit van stemrecht.
In de marke speelde hij geen rol van betekenis. Hij had geen deel aan de oorspr.
Fr. democratie. Al kón hij een grote landgebruiker zijn, toch had vroeger de Fr.
K. meestal maar een bescheiden bedrijfje (vaak naast een ambacht).Zie: D. J. Cuipers, Bijdr. voor de Rechtsgesch. van de Gemeene Dorpsgronden in Oostergo (Den Haag 1949), 152-157.