(beter: positieve niveauverandering). Het verschijnsel waarbij de oppervlakte van het land daalt t.o.v. de zeespiegel.
Men kan deze relatieve B. meten met behulp van peilschaalwaarnemingen, waaraan echter in de praktijk vele bezwaren kleven. Vele peilschalen zijn in de loop van de tijd bijgesteld, om het nulpunt van de schaal op de hoogte van het gemiddelde zeeniveau of hoogwaterniveau te houden.
Voor het verschijnsel, dat de geoloog zou willen leren kennen, zijn de peilschalen dan ook meestal juist gecorrigeerd. Een ander bezwaar is, dat vele peilschalen zijn bevestigd aan zware kunstwerken (sluizen, gemalen), die door hun gewicht de ondergrond enigszins samendrukken en daardoor een meer dan normale daling vertonen.
In onderstaande tabel zijn de uitkomsten van een aantal Fr. peilschaal waarnemingen weergegeven.Relatieve niveauveranderingen, afgeleid uit peilschaalwaamemingen, omgerekend en uitgedrukt in centimeters per eeuw.
Plaats 1874-1906 (ten Cate, 1915) 1893-1926 (ten Cate, 1933) 1880-1920 (v. Veen, 1936)
Lemmer — 17 — 18 — 17 Staveren — 21 — 24 — 32 Hindeloopen — 22 — 32 — 18 Harlingen — 15 — 32 — 32 Roptazijl Nieuw Bildt — 25 — 36 — 27 Ezumazijl — 3i — 25 Vlieland — 50 — 32 — 50 Hoewel ook in Frl. de cijfers nogal uiteenlopen, mag men er toch uit afleiden, dat er nu een relatieve B. bestaat van enige decimeters per eeuw. Vele getallen wijzen er bovendien op, dat de relatieve B. gedurende de laatste decennia van de vorige en de eerste van deze eeuw groter is dan daarvoor.
Dit staat wrsch. in verband met versterkte afsmelting van gletsjers en polaire ijskappen sinds ca. 1850. Over veel langere perioden kan men de relatieve B. afleiden uit geologische gegevens. In de ondergrond van de lage helft van ons land komen allerlei afzettingen voor (zie Holoceen), die ongeveer op het niveau van de zeespiegel moeten zijn ontstaan, maar die daar thans soms vele meters onder liggen. Uit de diepte onder het tegenwoordige zeeniveau en de absolute ouderdom van de betreffende afzetting kan dus de relatieve bodemdaling worden afgeleid. De absolute ouderdom is uit geologische gegevens slechts bij benadering te bepalen, maar met behulp van radioactieve koolstof wél die van sommige afzettingen, bijv. die in de bouwput voor de tunnel bij Velsen. Daaruit blijkt dan ook dat de B. gedurende de laatste 7000 jaar ca. 15 m heeft bedragen (gemiddeld ca. 20 cm per eeuw), gedurende de laatste 4000 jaar niet meer dan ca. 5 m (gemiddeld ruim 10 cm per eeuw).
De daling was dus niet regelmatig, maar werd geleidelijk minder. Van 7000 tot 4000 jaar geleden moet ze ca. 10 m hebben bedragen (gemiddeld meer dan 30 cm per eeuw). De relatieve B. is deels het gevolg van een absolute stijging van het zeeniveau, veroorzaakt door het afsmelten van landijskappen en gletsjers sinds het einde van de laatste Ijstijd, deels van een absolute daling van de bodem van ons land. Deze ontstaat door: a. klink (samendrukking door het gewicht van erboven liggende afzettingen, ook door ontwatering); b. daling van de ondergrond (een langdurig, zeer langzaam verlopend proces) en c. daling als compensatie voor het ‘opveren’ van Scandinavië, nu het bevrijd is van het gewicht van de ijskap uit de laatste Ijstijd.