Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BODEM

betekenis & definitie

Hieronder verstaat men de bovenste laag van de aardkorst, die voor de plantengroei van belang is en die door klimatologische en biologische omstandigheden wordt beïnvloed. De B. van Nederland wordt sedert 1945 in kaart gebracht door de Stichting voor Bodemkartering te Bennekom; te Heerenveen is de karteringsleider voor Frl. gevestigd.

Men verkrijgt de nodige gegevens door de studie van het B.-profiel, de verticale wand van een gegraven profielkuil. In het B.-profiel zijn door kleur en samenstelling verschillende lagen (zones) duidelijk te herkennen. In de zandgronden van Frl. bijv. ziet men veelal het podzol-profiel met een loodzandlaag (skiërsân) en een humusinspoelingslaag (felst). Door een dicht net van ondiepe boringen worden deze profielstudies gecompleteerd.

Van het materiaal, waaruit de B. van Frl. is opgebouwd zijn alleen de veengronden ter plaatse ontstaan; de meeste zandgronden zijn door de wind aangevoerd (dekzanden en duinzand); de zee heeft de kleigronden en het wadzand afgezet.

De indeling of B.-classificatie berust o.a. op de korrelgrootte en de structuur, dat is de ruimtelijke rangschikking der B.-deeltjes en hun eventuele samenvoeging tot grotere complexen. Men onderscheidt o.a. kruimel-, plaat-, prisma- en kolomstructuur; deze laatste is karakteristiek voor de knipklei, de zgn. mantsjes. Belangrijk is ook het B.-water; allereerst het grondwater, dit ligt onder de grondwaterspiegel, die ongeveer overeenkomt met de waterstand in de sloten. Het water boven de grondwaterspiegel is het hangwater, dit reikt het hoogst in een fijnkorrelige B.

De B.-gesteldheid wordt vastgelegd in kaarten, op schalen van 1:100 tot 1:10000. In de publikaties van bovengenoemde Stichting (o.a. Boor en Spade (I-x) zijn vele gegevens over de B. van Frl. gepubliceerd. Een globaal overzicht van de B.-kundige verkenningen geeft de voorlopige B.-kaart van Nederland 1:400000, die, bijgewerkt naar de jongste gegevens, de grondslag is geweest van de B.-kaart in deze encyclopedie. In Nederland met zijn intens grondgebruik gaat de belangstelling vooral naar de praktische toepassing der B.-kartering. Men wenst de B.-geschiktheid voor bepaalde culturen te kennen.

De Directie van de Landbouw, afdeling Tuinbouw, heeft dan ook een globale B.-geschiktheids- en tuinbouwkaart van Frl. uitgegeven (1 op 100000). zie Dekzand, Holoceen, Keileem, Klei, Knipklei, Pleistoceen, Veenvorming. Zie: C. H. Edelman, Inleiding tot de bodemkunde van Nederland (Amsterdam 1950); J. H. Engelhard, Kennis van de grond (1957).

Hoogte van de Fr. bodem. Behalve in de duinen op de eilanden is Frl. een vlak land, vooral in het holocene W. en N. Het merengebied (de Lage Midden) dat ongeveer begrensd wordt door de lijn MakkumAkkrum-Dokkum-Kuinre ligt beneden N.A.P. De laagste punten liggen in de drooggemaakte meren bij Workum in Workumer- en Ferwoudermeerpolder, nl. —2,7. Dit cijfer ook in het deel van de N.O.polder, dat bij Lemsterland behoort. Ten W. van de Lauwerszee ligt in Oostdongeradeel een gebied beneden N.A.P. (de Kolken).

Het deel van Frl. ten W. en N. van de lijn Makkum-Akkrum-Dokkum reikt tot 1 m + N.A.P. Langs de kust van Harlingen tot Holwerd ligt een iets hogere strook (1-2 m + N.A.P., in Het Bildt het breedst). Het gebied van de Lauwerszee reikt tot 1 m + N.A.P. Het O. van Frl. is de W. helling van het Drentse plateau; hier ligt langs de grens bij Appelscha en Fochtelo een strook boven 10 m N.A.P. met het hoogste punt van Frl. buiten de eilanden: de Boschberg (Z. van Appelscha, begroeide stuifheuvel, ca. 26,6 m). Deze plateauhelling is in het Z.O. van Frl. opgelost in enige vlakke, van N.O. naar Z.W. lopende ruggen, gescheiden door brede, tot 4 m diepe, dalen, waardoor vóór de kanalisatie de Linde, Tjonger, Boorne en Drait kronkelden. In de loop van de hoogtelijn van + 5 en +1 tekenen deze ruggen zich duidelijk af.

De hoogtelijn van + 5 snijdt de grens bij Bakkeveen. Het N.O.-deel van het pleistocene Frl. is een zwak golvend plateau tussen + 3 en + 5, door een laagte, waardoor het Kolonelsdiep loopt, in twee delen gescheiden. De natuurlijke ontwatering is hier N.-waarts gericht, nl. door de Lits en de Lauwers. Het meest geaccidenteerd is het golvende morenegebied van Gaasterland en Hemelumer Oldeferd, dat in het Rode Klif tot 10 m en in het Oudemirdumer Klif tot + 8,9 m reikt. Hierbij behoort ook het pleistocene zandgebied van Koudum ( + 6 m).