Riddermatig geslacht uit Munsterland. Georg Maurits van A. tot Berge en Münsterhausen (1701-67), wiens schoonmoeder een Camstra was, woonde eerst in Frl., later in Groningen.
Zoon Tjalling Minne Watze (1736-94) huwde Susanna Barbara van Cammingha (1727-1801). Zoon: Gerrit Ferdinand.
Zoon: Tjalling Minne Watze. Diens zoons, onder wie Epke Roos (1821-19x0), laatste lid der Fr. ridderschap, verlieten Frl.
Het geslacht bloeit nog in Nederland en over zee.Zie: Stb. 1, 26; 11, 21; Ned. Adelsboek (1940), 66; (1954), 26;N.B. W.i, 186; Sminia, Naamlijst (1816-51), 30-31.
—, Tjalling Minne Watze baron van (Lwd. 16.1.1795-
24.2.1855). Stond in dienst der Fransen en maakte de veldtocht naar Rusland (1812) mee. Ook de tiendaagse veldtocht. Grietman van Hemelumer Olde-
ferd (1844-53), en lid van de Prov. Staten.
Zie: N.B.W. 1,186-187.
— tot Berge en Münsterhausen, Gerrit Ferdinand
baron (1821) van (Wirdum 1764-Lwd. 1836). Ritmeester in het regiment Oranje-Frl. 1789-95, onder de Bataafse Republiek ambteloos, kwartierdrost van Lwd., Staatsraad 1807, maire van Ameland 1811-16. Als commandant der nationale garde betrokken bij de bevrijding van Frl. in 1813. Onder de Fr. edelen benoemd, lid der Provinciale Staten 1814, van de Eerste Kamer 1815. Als katholiek huwde hij (1788) de hervormde Petronella Agatha van Plettenberg (1765-1843): zijn kleinkinderen werden hervormd. Zie: N.B.W. VIII, 33.