Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

CAMMINGHA

betekenis & definitie

Naam van drie edele geslachten. Het oudste, van Lwd. en Ferwerd, had twee takken.

Tot de ene, die begin 17de eeuw uitstierf, behoorde HiddeC. Tot de andere, die begin 16de eeuw uitstierf, behoorde Gerrolt, aanhanger van Albrecht van Beieren, heer van Lwd., Stiens, Wirdum en Ferwerd 1399. Zijn zoon was Peter, vetkoper, tegenstander van Jan van Beieren, grietman van Leeuwarderadeel (1437)Diens zoon Sicke trouwde Doedt Dekema. Zij hertrouwde Haye Saskers Donia, hoofdeling op Ameland (♱ 1486), die de naam C. aannam. Een zoon Pieter I, heerschap van Ameland (♱ 1521), was betrokken bij het bieroproer te Lwd. (1487), raad van de potestaat Juw Dekama (1494), grietman van Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel (1506-10). Zoons waren o.a. Sicke (1490-voor 1541) en Haye II, heer van Ameland (1503vermoord te Lwd. 1556). Zoon van eerstgenoemde was Pieter II, heer van Ameland (1531-Lwd. 1575), lid van het Verbond der Edelen. Zijn nageslacht behield de heerlijkheid Ameland, tot het in 1680 uitstierf, zie Ameland (geschiedenis).

Het derde geslacht stamt af van Sjouck (♱f 1515), dochter van Haye. Zij trouwde Rienck Eminga (♱ 1531), die de naam C. aannam. Deze was raad van Albrecht van Saksen (1499); raad in het Hof (1515-30). Een afstammeling was jhr. (1814) Vitus Valerius (1790-1852), ontvanger directe belastingen te Veenwouden 1817-23, grietman van Leeuwarderadeel 1823-51. Van hem bestaat nog een weinig talrijk nageslacht, dat tussen 1850-1900 Frl. verlaten heeft.

Zie: Stb. I, 72,11, 48; Ned. Adelsboek (1941), 20; (1954) 455 5 v. d. Aa II, 13-15; N.B.W. v, 81-82; Sminia, Naamlijst, 13, 19, 26, 129, 182, 272; Andreae, Nalezing, 12, 14-16, 62; Sminia, Naamlijst (1816-51), 2; Reg. Leeuw. Cour., 29; Repert., 233; Ned. Leeuw LXXI (1954). 361.

—, Hidde van, edelman-pastoor te Dokkum, Anjum (ca. 1460) en Lwd. (1483, ’85). Op gezag van B. van Holdinga is hij lang ten onrechte aangezien voor de drukker van het Freeska Landriucht.

Zie: Wumkes, Bodders, 97-123; Huldeboek Kruitwagen(i949), 73-88.