Van ouds kende de klei één bedrijfsvorm (veehouderij met wat bouwland voor eigen gebruik) ; in de Wouden overheerste toen al de A. Als het aantal werkkrachten toeneemt met het tanen van de Fr.
Oostzeevaart (13de eeuw), gaan Bouwhoek en Greidhoek uiteen. De 15de eeuwse marktaanvoer omvatte dan ook in Franeker en Lwd.
A .-produkten, in Sneek en Bolsward niet.In de 16de eeuw lag in de Greidhoek veel ‘graslandt ende dat plach saetlandt to wesen,’ terwijl in de Bouwhoek al bouwland lag in Mieden en Kegen, die altijd hooiland of schapen- en hokkelingenweide waren geweest. Ook schoof men via bouw of slatwallen de A. vooruit, van de terpen en hogere gronden (Fellingen, Ees, Gaast) naar het toen voor A. minder geschikte lagere veld. Deze verschuivingen zetten zich tot in de 19de eeuw voort. Zie: Spahr van der Hoek, Fr. Landbouw II.