Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

Gepubliceerd op 22-01-2020

BOUWHOEK

betekenis & definitie

Het landbouwgebied in het N. van FrL, waar de akkerbouw het boerenbedrijf in hoofdzaak bepaalt. Aan negen gem. van de B. moet nog het

N. van Wonseradeel (de Lytse Bouhoeke) en omgeving worden toegevoegd. Na het ontstaan der akkerbouwgebieden is de 'bouw' vrij stationair geweest tot in de 18de eeuw. De 19de eeuw bracht met de (tijdelijk bedoelde) omschakeling tijdens de veepest, de toegenomen zorg voor de landerijen, de opkomende aardappelbouw en de specialisatie van bouwboeren en gardeniers de volledige ontplooiing van de akkerbouw in de B. Het bouwbedrijf is tamelijk arbeidsintensief; toch heeft enerzijds het benutten van de goedkope koppel-arbeid (die de plaatselijke arbeiders goeddeels uitsloot), anderzijds de mechanisatie nogal veel emigratie teweeggebracht van arbeiders en middenstanders (zowel in de 19de eeuw als na 1945).

< >