Encyclopedie van de Zaanstreek

Eindredactie Jan Pieter Woudt & Klaas Woudt (1991)

Gepubliceerd op 02-10-2020

Topografie

betekenis & definitie

Letterlijk: ‘plaatsbeschrijving . Onder topografie wordt de nauwkeurige voorstelling van een landstreek, een plaats, een terrein e.d. verstaan. De topografie kan zijn vastgelegd in geschriften, in schilder- en prentkunst, in fotografie enzovoort.

Dit artikel behandelt niet alleen de topografie, maar eerst de cartografie (de tot de wiskundige geografie behorende, zo getrouw mogelijke weergave van het aardoppervlak of gedeelten daarvan). 1. Cartografie

Oudheid Uit de prehistorie is geen cartografie bekend. De grottekeningen in bijvoorbeeld Zuid-Frankrijk en Noord-Spanje laten voorstellingen van de jacht zien; zou daarbij het jachtterrein zijn aangeduid, dan zou men dit kunnen beschouwen als primitieve topografie. De behoefte bijzonderheden van een bepaald gebied af te beelden ontstond zodra de mens zich ging verplaatsen, al was het maar om de weg terug te vinden. Een andere aanleiding was de wens om grondbezit vast te leggen. Door een en ander zijn wellicht de eerste, nog uiterst eenvoudige, geografische afbeeldingen ontstaan, die misschien bestonden uit een in steen of bot gekraste tekening. De oude wereld De oudste cartografie is voorzover bekend aangebracht op kleitabletten en bevat enkele van de voornaamste steden van Mesopotamië.

Zo stelt een kleitablet uit omstreeks 3800 v. Chr. het noorden van Mesopotamië voor. Doordat de Egyptenaren en later ook de Grieken gebruik maakten van het vergankelijke papyrus, bleven uit hun culturen nauwelijks cartografische tekeningen bewaard. Van de Egyptenaren is alleen een plattegrond van een Nubische goudmijn bewaard gebleven, van de Grieken zijn slechts kaarten bekend uit latere bewerkingen en uit de beschrijvingen van Herodotus en Strabo. Ondanks dit zeer beperkte materiaal heeft men kunnen concluderen dat wiskundige kennis de basis vormde van deze vroege cartografie. Een zeer oude, alleen uit beschrijvingen bekende kaart wordt toegeschreven aan de Griek Anaximander van Milete (6e eeuw v.

Chr). Andere Grieken ontwierpen een zogenoemde ‘planisfeer’, waarbij de ligging van de verschillende geografische eenheden werd bepaald door hun afstand tot een denkbeeldige lijn. De planisfeer van Erathostenes van Cyrene (275-194 v. Chr.) toonde al verrassend nauwkeurig de omtrekken van de oude wereld. De Griekse cartografie vond haar hoogtepunt in het werk van Claudius Ptolemaeus van Alexandrië (90-168 n. Chr.).

Hij maakte voor het eerst gebruik van eenvoudige kegelprojectie. De wereldkaart van Ptolemaeus bestond uit 26 regionale kaarten. Nog in de 15e en 16e eeuw bouwden de cartografen voort op de kennis van Ptolemaeus.

De Romeinen waren minder geïnteresseerd in wetenschappelijke geografie dan in praktisch bruikbare kaarten voor hun bestuurders. Hun kaarten beperkten zich tot militaire verbindingswegen (heerbanen), noodzakelijk ten gevolge van de grote uitgestrektheid van het Rijk. Zij gaven de voorkeur aan directe waarnemingen in het veld, uitgevoerd door een gespecialiseerde eenheid van landmeters (gromatici). Hierdoor ontstonden kaarten die enigszins doen denken aan die in de tegenwoordige reisgidsen. Overigens is de enige nog bekende kaart van dit type (de 'Tabula Peutingeriana) een 13-eeuwse kopie. Deze kaart bestaat uit 11 bladen, die te zamen een wegenkaart van ongeveer 6,75 m. lengte vormen. Het gehele Romeinse imperium is er op afgebeeld, er komen ook Nederlandse plaatsnamen op voor (zie 1.1.).

De Middeleeuwen Kenmerkend voor deze tijd was, ook op het gebied van de geo- en cartografie, het gebrek aan kennis. De in de Oudheid verworven wetenschappelijke inzichten (bijvoorbeeld met betrekking tot de bolvorm van de aarde) waren vervangen door theorieën die gebaseerd waren op de bijbel. Daardoor bleef de middeleeuwse cartografie onbeholpen, schematisch en primitief. De wereldkaarten beperkten zich nog tot Europa, Afrika en Azië, enkele voorbeelden zijn: de wereldkaart van Edrisi (of al-Indrisië, (1099-1164); de Ebstorfer wereldkaart van omstreeks 1240; de Hereford wereldkaart van omstreeks 1290; de Psalterkaart, vermoedelijk getekend omstreeks 1275 en de wereldkaart van Pomponius Mela, 1417. Verdere ontwikkeling van de cartografie in de Nederlanden In de 16e eeuw en de eerste helft van de 17e eeuw kwam de cartografie tot grote bloei. De uitvinding van de boekdrukkunst (15e eeuw) maakte snelle verspreiding van het werk van Ptolemaeus mogelijk.

Deze kaarten bleken al spoedig ontoereikend voor de geografen en reizigers uit de Renaissance. De kennis van de aarde nam geleidelijk toe en de grondslagen werden gelegd voor nieuwe theorieën over geografische projecties. Van de 16e-eeuwse cartografen dienen vooral te worden genoemd de Vlamingen Gerard Kremer (Mercator, 1512-1594, verbreider van de isogone kegelprojectie en auteur van een wereldkaart in 18 delen) en Abraham Ortelius (1527-1598, auteur van het ‘Theatrum Orbis Terrarum’ en een atlas met 70 bladen). Aan hen beiden was Jacob van Deventer (1515-1574) voorafgegaan; deze legde de grondslag voor de Nederlandse cartografie. In navolging van Van Deventer, Mercator en Ortelius verwierven de cartografen uit de lage landen overal ter wereld grote faam. Aanvankelijk geschiedde dit vanuit Antwerpen, later vanuit Amsterdam.

Het hoogtepunt van de Nederlandse cartografie was het werk van Willem Jansz. Blaeu (1571-1638) en zijn zoon Joan Blaeu (1596-1673); beider atlassen zijn van grote accuratesse. Na hen volgden vele anderen (zie ook 1.1.). Ludovici Guicciardini (1523-1589), een Nederlandse historicus van Italiaanse afkomst, gaf in 1567 zijn beroemde beschrijving van de Nederlanden uit, met vele kaarten en stadsplattegronden. Verder zijn bekend: Frans Hogenberg (overl. 1590) als tekenaar van stadskaarten; Judocus Hondius (1563-1612, kaarten- en globemaker) en Nicolaas Visscher (1587-1660), leerling van Hondius. Ook gedurende de tweede helft van de 17e eeuw bloeide de Hollandse cartografie.

Een voorbeeld hiervan vormt het atlaswerk van Cornelis Danckerts (1603-1656). Vervolgens zette de ontwikkeling van de cartografie zich voort met de uitvinding en toepassing van waarnemingssystemen, gebaseerd op astronomische en landmeetkundige beginselen. In de vorige eeuw begonnen de ontwikkelde landen met de systematische opmeting van het eigen grondgebied en de samenstelling van topografische kaarten of van kaarten op een grote schaal.

1.1. Vroege en latere kaarten van Nederland

Op de hiervoor genoemde Romeinse ‘Tabula Peutingeriana' lopen door het land van de Bataven twee wegen (een noordelijke en een zuidelijke), waarbij een aantal plaatsnamen is opgenomen zoals Lugduno (=Katwijk). Albanianus (=Alphen aan den Rijn), Lauri (=Woerden), Nigropullo (=Zwammerdam) en Noviomagum (=Nijmegen). De Oude Rijn is opgenomen onder de naam Fluvius Rhenus en de Maas heet Fluvius Batavus.

Het duurde zeer lang voor de lage landen opnieuw in kaart werden gebracht. De vroegste kaarten, althans de oudste die bekend zijn, dateren uit het begin van de 16e eeuw. Aangenomen wordt dat middeleeuwse handschriften wel kaarten hebben bevat, maar die zijn verloren gegaan. Door grondig onderzoek van bodemgesteldheid en landschap konden historisch geografen in de 20e eeuw reconstrueren hoe de denkbeeldige kaart van ons gebied er in de prehistorie en de Middeleeuwen heeft uitgezien. De zogenoemde Catalaanse Wereldkaart van Abraham Cresques (1375) toont ook de Noordzee en vermeldt de namen van enkele daaraan liggende plaatsen. Ook op de handschriftkaart van Petrus Roselli (Mallorca, 1462) komen plaatsnamen langs de Nederlandse kust voor.

Bijzonder is dat op deze kaart al drie meren in Noord-Holland zijn te onderscheiden, namelijk Haarlemmermeer. Beemster en Schermer. Bekend is ook de ‘Cusanus-kaart, een kopergravure van Nicolaas van Cusa, gedrukt in Eichstadt.1491. Op deze kaart is voor het eerst een aantal Nederlandse plaatsnamen in gedrukte vorm weergegeven. In verband met de viering van het Heilig Jaar in Rome, 1500, trokken pelgrims uit het noorden naar de heilige stad. Zij konden gebruik maken van de zogenoemde ‘Romweg-kaart. een houtsnede van vóór 1500, waarop onder meer de aanduidingen ‘Amsterda’ en ‘Alcmaer’ voorkomen.

Het hier genoemde, schaarse kaartmateriaal was nog primitief, maar daarin zou in de 16e eeuw verandering komen.

1.1.1. Kaarten van Noord-Holland en Kennemerland

Wie de huidige satellietfoto's van Noord-Holland vergelijkt met de 16e-eeuwse kaarten van Christiaan sGrooten (omstreeks 1530-1603) en Joost Jansz. →Beeldsnijder of Bilhamer (omstreeks 1540-1590), constateert met bewondering dat deze vroege cartografen ondanks al hun beperkingen een beeld schiepen van onze provincie aan het einde van de 16e eeuw. Het waren duidelijke overzichtskaarten, op kleine schaal en (vooral sGrooten) nog verre van perfect. Beeldsnijder verschafte meer topografische gegevens. Volgens Pontanus gaf Alva omstreeks 1571 hem (Beeldsnijder) opdracht deze kaart te maken ten behoeve van de Spaanse oorlogsvoering. Hoewel dit aannemelijk wordt geacht is hiervan geen nader bewijs gevonden. Verscheidene latere auteurs hebben zich op de kaart van Beeldsnijder gebaseerd of lieten hem nagenoeg ongewijzigd reproduceren (J. →Honig Jsz.

Jr. in 'Geschiedenis der Zaanlanden'. 1849; J. →Vredenduin Pz. in 'Geschiedenis van de Banne Westzaanen 1903). Ook Le Francq van Berkhey gebruikte voor zijn zesdelige studie van de natuurlijke historie van Holland (1769-1779) de kaart van Beeldsnijder als voorbeeld.

In 1578 verscheen op verzoek van de steden Dordrecht. Haarlem en Gouda een kaart van Holland, getekend door Hans Liefrinck. In 1621 volgde een wandkaart van Holland en Utrecht op 22 bladen door Balthasar Florisz. van Berckenrode. uitgegeven door Willem Jansz. Blaeu. een van de grootste cartografische prestaties van de 17e eeuw. In 1680 bracht Jan Jansz. Dou het gebied van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen van Kennemerland en West-Friesland in kaart, nadat hij daartoe al in 1660 de opdracht had gekregen.

Het werden 16 platen. die te zamen een kaart van 2,2 x 1.7 m van hoge kwaliteit vormden. Er volgden enkele clandestiene plagiaat-drukkken. Ook de kaart van het Baljuwschap van Kennemerland door Gerrit Drogenham (1718-1726) komt wat de Zaanstreek betreft overeen met die van Jan Jansz. Dou.

In de loop der eeuwen werden veel kaarten van Noord-Holland of gedeelten ervan vervaardigd. Zo bleek aan het eind van de 18e eeuw de behoefte aan een kaart van de Bataafse Republiek. Men constateerde toen dat de regionale kaarten op zeer verschillende manier tot stand waren gekomen en zag in dat goede cartografie één en dezelfde grondslag vereiste. Besloten werd tot één systeem van landelijke driehoeksmeting; de opdracht daartoe werd in 1778 gegeven aan baron C.R.T. Krayenhoff. Het laatste blad van zijn 'Choro-topografische kaart der Noordelijke provinciën' verscheen in 1823; in 1829 volgde een gewijzigde herdruk.

In 1825 was toen al een nieuwe kaart van het Hoogheemraadschap verschenen, van de hand van de landmeter en architect C. M. Klijn. Een moderne gedetailleerde kaart van de provincie bestond toen nog niet. Pas in 1853 is op last van de toenmalige Provinciale Staten van Noord-Holland een provinciekaart vervaardigd door Cornelius Groll, ingenieur-verificateur van het kadaster. Deze kaart ontmoette overigens veel kritiek.

Het duurde tot 1875 alvorens een nieuwe grote kaart van de provincie verscheen, vervaardigd door H.F. Puls. Inmiddels was toen ook de Gemeente-Atlas van Nederland verschenen, naar officiële bronnen bewerkt door Hugo Suringar. In het vierde deel werd Noord-Holland behandeld in 139 kaarten, waaronder die van alle Zaangemeenten. Dit kaartboek is in 1971 in facsimile heruitgegeven in Zaltbommel.

Bijzondere vermelding verdient de kaart die mr. G. de Vries Az. in 1864 na bestudering van oude oorkonden reconstrueerde van Hollands Noorderkwartier in 1288. De hiervoor genoemde kaart van Beeldsnijder uit 1575 diende De Vries als uitgangspunt; uitvoerig verklaarde hij echter de door hem aangebrachte wijzigingen. Voorts bestaat er nog een kaart van het Hollands Noorderkwartier in 1300. door A. A. Beekman (blad 1 uit de Geschiedkundige Atlas van Nederland, 1916).

Evenals op de kaart van De Vries zijn de Zaanlanden duidelijk weergegeven, beide kaarten geven een reconstructie van het dijkenstelsel in midden-Noord-Holland. In opdracht van het Hoogheemraadschap Noordhollands Noorderkwartier is de kaart van Beekman recentelijk met nieuw ontdekte gegevens aangevuld en heruitgegeven. Ter begeleiding verscheen van de hand van Herman Lambooij het boek 'Getekend land' (Wormerveer 1987).

1.1.2. Kaarten van de Zaanstreek

Tot halverwege de 16e eeuw zijn geen authentieke kaarten van de Zaanstreek bekend. De middeleeuwse ontginningen van het veengebied, sinds de 10e en 11e eeuw uitgevoerd, vertonen een regelmatige structuur van evenwijdige kavelsloten. Enige landmeetkundige bedrevenheid moet vereist zijn geweest om die ontginning zo systematisch tot stand te brengen. De opzichters (waarschijnlijk de geestelijkheid) zullen, naar wordt aangenomen, wel schetsplannen hebben gemaakt, hoe eenvoudig ook. Helaas zijn deze verloren gegaan. Verwezen wordt naar specialistische literatuur over dit onderwerp door prof. dr.

G. Borger, dr. J.K. de Cock en dr. M.A. →Verkade. Zie ook de trefwoorden → Archeologie, →Landschap en →Ontginning.

De oudste specifieke kaart van ons gebied is de 'Caerte van Lande tot Assendelft' door Symon Meeussz. van Edam uit 1554. zie 1.1.4.

Op de al genoemde kaart van Beeldsnijder (zie 1.1.1.) zijn behalve wat plaatsnamen alleen de dijken, voornaamste wegen en wateren aangegeven. Het buitendijkse land is wel duidelijk waarneembaar. De verkaveling is grof weergegeven, maar lang niet overal. Vergelijking met moderne kaarten brengt vele aan de toenmalige nog primitieve methoden van landmeting te wijten onjuistheden en onnauwkeurigheden aan het licht.

Op de ingekleurde kaart van het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen uit 1682 komt de Zaanstreek duidelijk tot zijn recht, met aanduiding van de belangrijkste wateren en wegen. Vooral de enorme omvang van het IJ en het Wijkermeer en de weergave van de eilanden De Hoorn. De Waard en Ruigoord vallen op, evenals de grootte van het buitendijkse land. zoals De Kaag. Buitenhuizen. De Hem en de (latere) Achtersluispolder. De Bannen en droogmakerijen zijn in verschillende kleuren weergegeven.

Een latere uitgave (het kaartboek van 1750) bevat 16 kaarten, niet in kleur, met o.a. een overzichtskaart van de Zaanstreek. Bijzonder interessant is de overzichtskaart van het Baljuwschap van Kennemerland met onder andere de Bannen Westzanen en Assendelft, ‘met groote naauwkeurigheid geteekend en uitgegeven door de weduwe van Nicolaas Visscher (...)’ in 1717. Op deze kaart zijn wegen, voetpaden, waterwegen en praktisch alle sluizen duidelijk aangegeven, ook voor wat betreft de Zaanstreek ten opzichte van Kennemerland.

Bekend is ook de kaart van de Zaanstroom en de omliggende dorpen, die werd getekend door Klaas Sem en gegraveerd door C. van Baarsel in 1794. Deze kaart is opgenomen in Adriaan →Loosjes’ ‘Beschrijving van de Zaanlandsche Dorpen', welk boek ook de prachtige tekeningen van Bulthuis bevat. Deze kaart is vooral uniek omdat een vroeg totaalbeeld wordt gegeven.

T. Monsieur Mz. carteerde en tekende in 1819 een kaart van de Zaan en een gedeelte van het IJ, met de stad Amsterdam, Zaandam, Oost- en Westzaan en de andere Zaandorpen, met de voornaamste straten, grachten, buurten en gebouwen, alsook met vermelding van de soorten en namen der molens. Volgens deze kaart waren er toen (in 1819 dus) aan de Zaan nog 358 molens.

Van de latere kaarten dienen eerst de overzichtskaarten van de Topografische Dienst te worden genoemd, zie 1.3. In 1930 verscheen een kaart van de Zaanstreek met zijn fabrieken en overgebleven molens als uitgave van de VVV. In 1967 tekende F. Michels een gekleurde panoramische kaart van de Zaanstreek, met daarop de aanduiding van alle belangrijke gebouwen. De Coentunnelweg is er nog in aanleg op aangegeven, evenals de nieuwe wijken van Zaandam, zoals Peldersveld, Hoornseveld en Kogerveld. Deze kaart werd uitgegeven door Honig nv te Koog, in verband met het 100-jarig bestaan.

Aan het begin van de jaren '80 verscheen de eerste Falkplan-Suurland kaart van Zaanstad, in samenwerking met de VVV. De zevende druk verscheen in 1989; in elke druk werden steeds de stadsuitbreidingen en andere wijzigingen aangebracht.

1.1.3. Kaarten van de Zaan en de Zaanerven

Uit de 16e eeuw zijn geen specifieke kaarten van alleen de Zaan bekend. De oudste kaart waarop de bebouwing langs de Zaan is weergegeven werd gemeten en getekend door de landmeter Dirck Gerritsz. Langedijck in 1626-’27 (handschrift in kleur, 166 x 434 cm). In een aparte legenda wordt uitleg gegeven over de bebouwing, in het kaartbeeld zijn de eigenaars vermeld. Wellicht diende een en ander als bewijsmateriaal bij processen. Alle molens langs de Zaan (opvallend veel op buitendijks land) zijn op de kaart ingetekend. Het verkavelingspatroon is niet weergegeven; afgezien van het nauwkeurige beeld van de Zaanoevers komt de rest wat primitief over.

Van grote historische waarde is het ‘Cartboek van de Lengte en Breete der erven, werven en landen, liggende aan de westzijde van de Zaen’, in 1635 getekend door Jan Jansz. Backer en Dirck Taemisz. Verdoes, gemeten op last van de Raden van de Hoge Raad in Holland en vanwege de dijkgraaf en de hoogheemraden van de Uitwaterende sluizen. In 1662 werd het geheel gekopieerd door de landmeter Jan van Heymenberg. Het kaartboek bevat 62 met de hand ingekleurde terreinkaarten in Westzaandam, Koog, Zaandijk, Wormerveer en Knollendam. De namen van de eigenaars zijn vermeld en de molens zijn ingetekend.

De meelmolens De Ruiter te Westzaandam en De Zwarte Vlinder te Wormerveer zijn als wipmolen afgebeeld, De Witte Vlinder in Wormerveer als standerdmolen. Op kaart 26 staat de kalkoven tegenover het Guispad te Zaandijk, die kort na 1635 gesloopt moet zijn. Er zijn 9 sluizen afgebeeld. Het boek diende als bewijsstuk bij processen, dikwijls om aan te tonen dat de eigenaars van Zaanerven neigden tot vergroting daarvan ten koste van Zaanwater.

In 1649 kwam een kaart tot stand, getekend door Jan Jansz. Backer. Het is een handschrift in kleur, 40 cm hoog en 187 cm lang. Van de erven worden de eigenaren vermeld. Deze kaarten zijn van belang voor de bewoningsgeschiedenis van de Zaanerven: de namen van de eigenaren kunnen vergeleken worden met die in maatboeken en belastingkohieren.

Het fraaie kaartboek uit 1684 van alle landen langs de Zaan, liggend van de duikersluis te Zaandam tot de Bartelsluis te Wormer, is een copie van de kaarten die in 1670 zijn getekend door de landmeters Jan van Heymenberg en Olfert Jansz. de Groot. Het bevat 26 kaarten van de oostkant van de Zaan en werd samengesteld in opdracht van het Hoogheemraadschap en de burgemeesters van Oostzaan en Oostzaandam. Allerlei interessante details zijn weergegeven, zoals het oostelijke Damcomplex in vogelvlucht, Oostzijderkerk, weeshuis, herbergen enz. Ook is er een duidelijk beeld van het verloop van de dijksloot. In 1851 verscheen de kaart van de verbinding van het Groot-Noordhollands kanaal met de Zaan door de Kalverpolder gegraveerd door D. Heijse.

In 1946 is door ir. J P. Smits een kaart samengesteld van de fabrieken en ondernemingen langs de Zaan. Opdrachtgever was de Ned. Maatschappij voor Nijverheid en Handel. Voor- en Achterzaan zijn nauwkeurig weergegeven. De industrieën zijn door consequente kleuraanduidingen goed naar hun verschillende aard onderscheiden.

Wat betreft de Voorzaan bevindt zich in het Gemeente-archief van Amsterdam een kaartboek met 30 kaarten, daterend uit 15921666. Ze hebben verschillende makers, o.a. Pieter Bruins, Adriaan Ockerse en Jacob Bos, en geven een voorstelling van de landen met wateren om en bij het klooster van de Carthuysers. Op kaart 27 bijvoorbeeld de Zaander Hem als kartelig, onbedijkt schiereiland. Ook is een deel van het Oostzanerveld te zien, met de aanduiding van de kavels die eigendom waren van het Karthuizer klooster (in Amsterdam). Aardig is op de kaarten te zien dat bij de aanleg van de hoge zeedijk de oeverlijn niet is gevolgd.

Dat was omslachtig, tijdrovend en te kostbaar, zodat veel land buitendijks bleef. Jacob →Oostwoud maakte de kaart ‘Afbeelding der zeedijken van Oost- en Westzaandam met derzelver gaten en beschadigingen door den vloed op den 15 November 1775 ’. De kaart geeft een duidelijk beeld van Wester- en Oosterhem (later ‘het Eiland’), omringd door Timmerrak, Kerkerak en Voorzaan. De vaargeul naar de sluizen is aangegeven met de diepte. Verder kunnen worden genoemd: de kaart van het Noordzeekanaal en de verkaveling van het voormalige IJ en Wijkermeer in 1875, bewerkt door G. van der Stok; een kaart van het kanaal door 'Holland op z'n smalst' uit dezelfde tijd, litho van Tesling & Co., waarop het IJ is weergegeven met daarin het nieuwe Noordzeekanaal geprojecteerd, de bekende vogelvluchtkaart van P.J. Otten uit 1866, waarop de Zaan zeer overzichtelijk voorkomt, een kaart van de situatie van alle paal-rijswerken in Voorzaan en IJ, benevens van de oeverwerken van het eiland Hoorn en Westzaner Buiten (copie van een tekening van C.J.

Meuts, 1815, vervaardigd door Blom in 1882); een tekening van de lengteprofielen betreffende verbindingskanaal en zijkanaal tussen Voorzaan en Noordzeekanaal (ing. Wartrium, 1872; de kadastrale tekening van terreinen, benodigd voor de aanleg van het kanaal ter verbinding van Voorzaan en Noordzeekanaal (J. Th. Hosong, 1883).

1.1.4. Kaarten van dorpen en bannen

De oudste specifieke kaart van Assendelft (maar ook van de Zaanstreek) is de 'Caerte van Lande tot Assendelft’, een handschriftkaart in kleur door Symon Meessz. van Edam, 1554. Deze kaart is dus 21 jaar ouder dan die van Beeldsnijder en bevat unieke gegevens. Behalve kerk en korenmolen zijn alle huizen aan de Dorpsstraat getekend, ongeveer 140 in getal. Ook in de omgeving zijn nog ruim 30 huizen aangegeven In 1595 tekende Adriaen Anthonisz. een kaart van Assendelft, met in het midden de kerk aan de Dorpsstraat. Geheel links het Twiske, met daarachter Westzaan; links en rechtsboven het IJ, rechts het Wijkermeer en onder Krommenie. Er zijn 20 sluizen op aangegeven.

Het prachtige gekleurde kaartboek van Bartelemeus Simonsz. uit 1590 geeft kaarten van Waterland. Op één ervan de Banne van Oostzaan, waarop resten van het voormalige pad dat van Oostzaan naar 't Kalf liep en dat voor de oorlog met Spanje nog in gebruik was. Misschien is dit de enige kaart waarop de Zaanse Schans duidelijk is aangegeven. Het Haaldersbroek wordt ’t Weiver genoemd. Lucas Jansz. Sinck tekende een overzichtskaart van de bannen Wormer en Jisp kort na 1612, met aanduiding van de bebouwing en wateren, ook die te Wormerveer.

De Wormer Schans is als een soort ster aangegeven. Op de kaart van Schermer, Stermeer, Purmer en Wormer, handschrift van Gerrit Dircksz. en Dirck Gerritsz. Langedijck, 1623, komt de Banne van Oostzaan goed tot zijn recht. Ook hierop nog de resten van het kerkepad naar ’t Kalf. De sloten die op de Wormer uitkomen, zijn met name genoemd.

Het kaartboek van Joannes Leupenius, landmeter, gemeten en gecarteerd in 1969, bevat 28 gekleurde kaarten en is een van de fraaiste uit de Zaanse collectie. De werkschetsen zijn bovendien bewaard gebleven. Het bevat een kaart van de gehele banne Oostzaan en vele deelkaarten, bijvoorbeeld van de Oostzaner Overtoom af tot de kerk van Oostzaandam en de Dam met de Buitenzaan, de Binnenzaan aan de Oostzijde, de Kuil en de Poel en de banscheiding van Oostzaandam en Wormer. Alle molens zijn met hun namen aangegeven, getekend naar hun toenmalige uiterlijk, voorts traankokerijen, scheepstimmerwerven en stijfselhuizen. Op een afbeelding van Jisp komt het hele dorp voor.

Op 25 december 1717 waren er zware overstromingen. De Zaanstreek en vooral Assendelft hadden het zwaar te verduren. Een ‘Accurate kaart van Assendelft, daarin men sien kan waar de dijken syn ingebroken door het hoge water’ werd getekend door de landmeter Tijs Claasz. De voornaamste wegen en waterwegen zijn aangegeven, de gaten in de dijken worden met lengte en diepte in voeten vermeld.

Zeer gedetailleerd is de kaart van Oostzaandam, op last van de ‘Ed.Achtb. Heren Regenten’ vervaardigd door Jacob Oostwoud en Jan van Heteren en voltooid in 1794. Alle stukjes land zijn getekend op deze kaart, die in 7 kavelingen is verdeeld. Er komen 1244 genummerde percelen op voor, de eigenaren ervan worden in twee registers genoemd. Alle namen van sloten en andere wateren, alsmede die van sluizen en molens (circa 125) worden genoemd.

J.van der Meer Jzn. tekende de kaart van Zaandijk, gecopieerd door T. Monsieur Mz. in 1824, waarop alle landerijen, fabrieken, woningen en andere gebouwen.

In 1871 verscheen de Gemeente-Atlas van Nederland door J. Kuijper, met in het vierde deel Noord-Holland. Hierin staan de plattegronden van de Zaanse gemeenten afgedrukt, met het beeld van de bebouwing en het slotenpatroon. Voorts het verloop van de spoorlijn en het geprojecteerde Noordzeekanaal. Oppervlakten en aantallen bewoners worden per gemeente vermeld.

Verder worden nog genoemd: de plattegrond van Zaandam, 1903; idem 1935, door J. A. Gruijs; kaart van Krommenie door H.J.M. Schoo, arts, 1910. Zie verder de kadastrale kaarten, 1.4.

1.1.5. Kaarten van het eiland De Hoorn, de Dam, polders en droogmakerijen

Dat er in het IJ eilanden lagen, schijnt nu te zijn vergeten. De grootste waren De Hoorn en Ruigoord. In 1506 woonden er 11 huisgezinnen op De Hoorn en stond er een kapel op. In de tweede helft van de 17e eeuw is het eiland getekend door Balthasar Floris van Berckenrode en Johan Leupenius (kaart 35 van hun uit 73 kaarten bestaande kaartenboek). Op De Hoorn kwamen toen nog vijf huizen voor en ongeveer 40 perceeltjes land. De eigenaren zijn in een aparte legenda vermeld.

De Wijde Wormer, in 1626 drooggemalen, is een jaar later in een kopergravure van L.W. Teijlingen in kaart gebracht en in 1658 ‘geamplieert en gecorrigeert’ door A. Deur. Er zijn ongekleurde en gekleurde exemplaren van bekend. Er bestaat ook een kaart van deze droogmakerij door N. Klaesius.

De polder is voorgesteld in de vorm van een eend, met de Enge Wormer als kop, de Zaan als snavel, de Wijde Wormer als lijf en Twiske en Grote Sloot als poten (1624, dus vóór de droogmaking). De Enge Wormer, drooggelegd in 1638, is gecarteerd door Jan Jansz. Backer; De ‘Caerte van de Stammeer met d'omleggende dorpen en huijsen’ door de landmeter Nicolaas Stierp dateert van 1643. Links op deze kaart de Woude, Stierop en Markenbinnen, onder zijn Oost- en Westknollendam en het begin van de Nauernase Vaart getekend. Claes Vastertsz. Stierp tekende in 1648 de fraai ingekleurde ‘Caerte vanden Dam tot Saerdam’.

Er staan ongeveer 50 huizen op. Grote en Kleine Sluis zijn nog overkapt en ook de Overtoom is duidelijk aangegeven. Op de kaart van de Kalverpolder, na metingen vervaardigd door T. Monsieur Mz. in 1817 (uitgegeven in 1823) is ieder stukje land getekend. Het Haaldersbroek staat er in z’n geheel op en alle molens aan de Kalverringdijk zijn met name genoemd. C.K.

Klots tekende naar opmeting van E. de Waart in 1850 een kaart van de Veenpolder te Assendelft. De polder van 308 bunders was drie jaar eerder drooggemaakt.

Zie verder topografische kaarten, 1.3. en kadastrale kaarten 1.4.

1.1.6. Plattegronden van straten, paden, vaarten en sloten

De hier bedoelde plattegronden zijn meestal onderdelen van de kadastrale kaarten, zie

1.4. In de kaartverzameling van het Gemeente-archief zijn voorts talrijke kaarten aanwezig, afkomstig van secretarieën en bedrijven van de eerdere Zaanse gemeenten. Verder berusten kaarten van bepaalde onderwerpen (zoals riolering, demping van sloten enz.) in object-dossiers. Van Zaandam komen veel straatplattegronden voor in het archief ‘Straten, grachten, paden, havens, vaarten en sloten’ (1819-1973) in het Gemeente-archief.
D. →Kerssens verzorgde in 1980 een alfabetische inventaris met naamsverklaringen.
1.1.7. Plattegronden van kerken, kerkhoven, gebouwen en huizen

Olfert Jansz. de Groot tekende in 1678 een plattegrond van de Oostzijderkerk in Zaandam, met het kerkhof en de omliggende huizen. Doordat zowel in de kerken als op de kerkhoven begraven werd en men registratie van de graven wenste, waren plattegronden van deze aard niet ongebruikelijk. De begrafeniswet van 1869 maakte begraven in de kerk onmogelijk. De grafstenen in de Zaanse kerken zijn in 1931 beschreven door mr. P.C. Bloys van Treslong Prins en mr.

J. Belonje (‘Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Noord-Holland’). In 1887 had G.J. →Boekenoogen de opschriften van grafzerken in Zaanse kerken al geregistreerd. Van de volgende kerken en/of kerkhoven zijn plattegronden bekend: Oostzijderkerk Zaandam. 1755; Westzijderkerk Zaandam, 1664, 1754; hervormde kerk Koog, 1824; idem Zaandijk, o.m. 1800; idem Wormerveer, o.m. 1784; kerkhof 't Kalf (A.C. Bleys, z.j.); Haaldersbroek. z.j.. vlak vóór 1887; St. Odulphuskerk Assendelft. 1888.

Plattegronden zijn meestal onderdeel van een heel pakket bouwtekeningen. Ze zijn bewaard gebleven van bijvoorbeeld gemeentehuizen en NS-stations. In het 'Pakhuisboek van de Zaanstreek' (1910) zijn plattegronden en 14 kaarten afgedrukt. Voor plattegronden van fabrieken, kantoren, winkels en huizen wordt verwezen naar de dossiers van de bouwaanvragen of -vergunningen, aan- en verkoopdossiers. verhuur-, huur- en pachtdossiers van gemeentegrond en erfpachtdossiers (alle in het Gemeente-archief Zaanstad).

1.2. Landmeetkunde

De westerse landmeetkunde berustte aanvankelijk op geschriften van Romeinse 'agrimensores' en van Arabische wiskundigen die aan Moorse universiteiten verbonden waren. De Franse monnik Gerbert (de latere paus Silvester) introduceerde deze kennis in zijn 'Geometria'. geschreven in 882. In de middeleeuwen waren slechts weinig monniken geïnteresseerd in deze wetenschap. Toch zijn er sinds de 14e eeuw landmeters beëdigd en aangesteld. Zij hadden een vertrouwenspositie. vergelijkbaar met die van notarissen en werkten ten dienste van bijvoorbeeld baljuwschappen. hoogheemraadschappen en provinciale hoven.

De driehoeksmeting in het horizontale vlak (trigonometrie) bleef tot in de 15e eeuw onbekend. Met behulp van een aaneenschakeling van op een terrein uitgezette driehoeken (een driehoeksnet) werd een opmeting gemaakt. die leidde tot het in kaart brengen van het desbetreffende terrein. Het oudste gedrukte leerboek van de landmeetkunde was in 1513 het in Brussel uitgegeven 'Die warachtige const der geometryen, leerende hoe men allerhande breydden. lengten, dicten en hoochen der velden, beemden, bossche, berge mete sal'. Het was echter de Fries Gemma Frisius (Jemme Reinerz.) die door een publikatie in 1533 bekend raakte als 'uitvinder' van de driehoeksmeting. Dankzij zijn theorie inzake het driehoeksnet kreeg de cartografie een meetkundige grondslag. Wellicht hebben sGrooten en Beeldsnijder (zie 1.1.1.) zijn methode al toegepast.

1.3 De topografie als uitvloeisel van de werkzaamheden van de Topografische Dienst Topografische bureaus zijn altijd militaire instellingen geweest. De huidige dienst ressorteert onder het ministerie van Defensie en is eigenlijk ontstaan in 1815 als Dienst Militaire Verkenningen. Deze organisatie groeide uit tot een volwassen karteringsdienst. Recentelijk (eind jaren ‘80) verhuisde de Topografische Dienst van Delft naar Emmen. Hij heeft tot taak de vervaardiging van zo gedetailleerd mogelijke kaarten waarin de bebouwing en alle landschappelijke elementen zijn aangegeven. De kaarten die sinds 1850 door deze dienst zijn uitgegeven (ook ‘stafkaarten' genoemd) mogen als de meest nauwkeurige van ons land worden beschouwd. Op de kaart uit 1854 de Zaanstreek, met het IJ vóór de inpoldering. Het is de eerste kaart waarop de streek zo exact wordt weergegeven. met bijvoorbeeld een zeer duidelijk verkavelingspatroon. Op de kaart van 1878 is het IJ ingepolderd en ziet men de eilanden De Hoorn en Ruigoord opgeslokt in het nieuwe land. Deze kaart is in 1973 in facsimile heruitgegeven (62 kaartbladen op formaat 92 x 64 cm met begeleidend boek. kaartblad 25 is van de Zaanstreek). De bibliotheek van de Topografische Dienst in Emmen is voor het publiek toegankelijk en beschikt over meer dan 200.000 oude en recente topografische kaarten die geraadpleegd en eventueel gefotokopieerd kunnen worden. Van 1865 af verscheen de 'Chromo-topografische kaart des Rijks' op schaal 1:25.000. Interessant is de vergelijking van de kaartdelen in de verschillende jaren. De meest recente verzameluitgave over Noord-Holland is de Grote Provincie-Atlas. schaal 1 op 25.000 (Groningen 1988), waarop de bladen 74-75. 81, 82-83. 84 en 90-91 de Zaanstreek in kaart is gebracht. Deze kunnen worden vergeleken met de in de handel gebrachte ‘Grote Historische Atlas van Nederland. 1:50.000, deel 1. West-Nederland 1839-1859 (Groningen 1990), waarin de toenmalige kaarten van de Zaanstreek voorkomen. Overige verkrijgbare kaarten, voor de streek van belang, zijn de topografische kaart schaal 1:50.000: idem schaal 1:10.000 (alleen in grijsdruk). Atlas van Nederland (21 losse delen); wegenkaart schaal 1:250.000, fietsmappen schaal 1 50.000. gemeentekaart schaal 1:400.000 en hoogtekaart van Nederland schaal 1:10.000.
1.3.1. De luchtcartering

Moderne cartografie is ondenkbaar zonder gebruik van luchtfoto's. Dit heeft na de Eerste Wereldoorlog een grote vlucht genomen. Pas na 1932 gebruikte de Topografische Dienst luchtfotografie. Luchtfoto's worden gemaakt met speciale meetcamera's. loodrecht op het aardoppervlak. Zo worden zogenoemde verticaal-opnamen in aaneengesloten reeksen genomen waarbij stereoscopische waarneming en interpretatie wordt toegepast met behulp van speciale apparatuur. Alle luchtopnamen zijn vervaardigd op schaal 1.

18.000 en beslaan een gebied van 4.1 x 4.1 km. Voor de totale 'bedekking' van ons land zijn ongeveer 8.000 foto's nodig. Zo zijn in de loop der jaren verschillende volledige bedekkingen van Nederland ontstaan, waarvan jaarlijks delen worden vernieuwd. De opnamen zijn gratis ter inzage in de fototheek van de Topografische Dienst te Emmen. De oudste verticale opnamen van de Zaanstreek dateren uit 1937 en geven een goed overzicht van de vooroorlogse bebouwing. Bewaard gebleven zijn ook opnamen van de geallieerde luchtmacht uit 1944. Verder zijn er van de Zaanstreek opnamen uit 1958,
1961, 1964, 1971 en later.

In de handel is de Foto-atlas van Noord-Holland (Den Ilp 1990). met verticaal gemaakte foto's van ongeveer 3800 m hoogte, waarbij een reeks duidelijke zwartwit-foto's van de Zaanstreek.

1.3.2. Satellietfotografie

Als verworvenheid van de ruimtevaart kan de aarde worden gefotografeerd als planeet. Voor het eerst in 1969 werd door het Russische ruimtestation Sonde-7 een opname gemaakt van een groot deel van het aardoppervlak op 70.000 km afstand. Daarmee kwam een proces op gang waarmee de aarde in zijn geheel fotografisch kon worden vastgelegd. De Apollo 11 fotografeerde onze planeet op 150.000 km afstand, de observatie en technologie-satelliet ERTS-1 verzamelde sinds 1972 gegevens betreffende het aardoppervlak. Op 23 maart 1973 werden opnamen gemaakt van Nederland, ook van Noord-Holland. De Zaanstreek is goed te herkennen.

Op de ERTS-1 foto's hebben de kleinste nog herkenbare elementen een lengte van ongeveer 200 m.

Satellietfoto’s worden door de firma Robas in Den Ilp in de handel gebracht.

1.4. Kadaster

In feite is het huidige kadaster door een decreet van Napoleon tot stand gekomen. Doel was een rechtvaardiger grondbelasting en meer rechtszekerheid betreffende de eigendommen. Na opmetingen en vervaardiging van kaarten (sinds 1817) is het kadaster in 1832 van praktische betekenis geworden. De grondslagen van de kadastrale administratie zijn de zogenaamde ‘minuutplans’ en de 'oorspronkelijk aanwijzende tafels’. Minuutplans zijn de oudste getekende kaarten van het kadaster, waarop alle gronden met woningen, erven, wegen en wateren zijn ingetekend, meestal 1:2500 of 1:1250. De percelen hebben een eigen nummer.

Het aantal plans varieert per gemeente. De oorspronkelijk aanwijzende tafels zijn registers bij de minuutplans. Er staan zaken in vermeld zoals naam, beroep en woonplaats van eigenaren of vruchtgebruikers, soort bebouwing en de oppervlakte daarvan, de klassering en de belastbare opbrengst. Zo ontstond sinds 1817 een steeds vollediger wordende betrouwbare administratie van al het onroerend goed. In het Gemeente-archief bevinden zich tal van kadastrale kaarten en gegevens van alle Zaanse gemeenten. De waarde ervan is van groot belang voor historisch onderzoek, omdat de situatie is weergegeven vóór de radicale ruimtelijke veranderingen die na omstreeks 1850 hun beslag kregen.

Evenals in andere provincies is in Noord-Holland een Stichting Kadastrale Atlas opgericht, met als doelstelling de publikatie per gemeente van de kadastrale minuutplans en de bijbehorende lijsten van percelen en eigenaren. De Zaanstreek komt in het begin van de jaren '90 aan bod.

1.5. Kaartgebruik met betrekking tot de Ruimtelijke Ordening

‘Ruimtelijke ordening’ is een overheidstaak met betrekking tot de structurering en bestemming van de bodem en de coördinatie van het gebruik ervan; anders gezegd: de organisatie van de ruimte waarin wij leven. De ruimtelijke ordening is een studie-object van de planologie en leidde tot planologische regelingen, lokale structuur- en bestemmingsregelingen (o.m. structuurplannen en bestemmingsplannen) en regionale plannen (o.m. streekplannen). Bij deze regelingen en plannen behoort dikwijls uitgebreid kaartmateriaal dat zowel cartografisch als topografisch veel informatie biedt. Zo zijn bijvoorbeeld de tekeningen van bestemmingsplannen (vroeger: uitbreidingsplannen) getekend en ingekleurd op een kadastrale ondergrond, zodat men de oude en de toekomstige situatie goed kan vergelijken.

De oudste uitbreidingsplannen dateren al van vóór de Eerste Wereldoorlog, de meeste zijn van veel recenter datum. Structuur-, bestemmings- en streekplannen uit het verleden zijn in het Gemeente-archief Zaanstad te raadplegen.